Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/89

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

mans ondergang! Hoe die mij toekomt, en wat daarmede valle, of daarna volge, is mij al één!" »En de woeste waanzin, die bij wijlen de blikken dier vrouwe deed schitteren, tintelde ook nu in haar oog, terwijl zij, vermoeid van hare aanstrenging om zich, als zij meende, kalm te uiten, nederviel nevens hare moei, de zwakke vrouwelijke krachten uitgeput, door de onvrouwelijke hartstochten, die haar bezielden.

»Gij vergeet, in de woede dier onchristelijke wraaklust, te achten op den eersten en naasten plicht der menschen: zelfbehoud vrouw nichte!" sprak nu mevrouwe van Wittenhorst; en gij hebt dus gansch geen recht, anderen te berispen, die van beter beraad zijn en naar bedachtzamer regel handelen willen; en met deze stemme ik mede, en zegge u: ze doen wel, dat zij niet van uit hare rustige woonsteden verreizen willen tot een tocht vol perikelen en bezwaren, zonder een goed geleide en duchtige bescherming."

»Die zal ons niet falen!" sprak de weduwe van Hemert.

»Master Fabian, schoon gevangen, heeft mij doen weten, dat wij ons, zooals afspraak was, hebben gereed te houden tot de reize, en dat hij niet valen zou hier te zijn op het afgesproken uur…"

»En gij rekent op het woord van een gevangen man?" vroeg eene der dames ongeloovig.

»Op dat van master Fabian, ja!" hernam mevrouw van Hemert. »Hij zal zich weten uit te helpen."

»En dan nog!" viel Walburg van Wittenhorst in, »dan nog zou ik het niet wel verzekerd achten, onder zijn geleide te gaan. Wat al zwarigheid en kommer en moeite moet dat niet aanbrengen, te reizen met een persoon, aan een kerker ontvloden."

»Master Fabian is een persoon, die tot alles raad weet."

»Hij moge dan raad hebben voor zich zelven, ’t is vrouwen van rang en eere niet meer doenlijk, met dien man gemeene