Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/90

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zaak te maken. zijnde hij, als mij de Generaal Norrits verstaan deed, eene singulier gecompromitteerde personaadje… en Sir John, mij waarschuwende in dezen, heeft mij onderricht, dat hij dien man meer in onze geheimen acht gewikkeld, dan voor onze goede faam en veiligheid nut is… Ik heb zoeken te ontkennen, en Norrits geliet zich te gelooven, doch de reize mijner nichte en van sommige onzer vriendinnen zou vrij al te sterk bewijs geven tegen ons."

»Ei, wat zegt ons, dat dit bewijst!" riep vrouwe van Hemert heftig,"alsof datgene, waartoe wij ons onderling verbonden hebben, en trachten te volbrengen zoo iets ongemeen nobels en zuivers ware, gewogen op de schale eener fijnvoelende kieschheid… Neen, moei! neen! blind u zelve niet met schijn van deugd en zuiveren handel. Als het een eedgespan geldt, acht men op de faam zijner bondgenooten niet, maar op de hulpe, die zij aanbrengen… En daarbij, master Fabian is geen geringe avonturier, ’t is een persoon van kwaliteit, die door zijn rang recht heeft, in ons midden te zijn."

»Gave de hemel, dat hij in ons midden ware!" zuchtte vrouwe Johanna; "ik ook zou mij wel genoeg geveiligd achten met zijne hulpe."

»Eene hulpe, die nog wel even onzeker is, als zijne trouw en zijn stilzwijgen. Hij is alreede begonnen. zich tegen den Generaal over ons te uiten, en wie zegt ons, wat hij verder doen zal, als men het uiterste beproeft, om hem tot spreken te brengen…?"

»En wie zou dat beproeven? De Generaal toch wel niet…"

»De Generaal zal ’t niet aanvangen, dat spreekt wel vanzelve; maar hij heeft mij toch verklaard, dat hij zwaarlijk zijne bescherming zou konnen verleenen in deze zaak. Bij zulken voortgang vreest hij zelf niet vrij te blijven van verdenking, en…"

»En hij prent u zijne blooheid in, dat is voorwaar fraai!" riep