Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/92

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

uitkomst noch eind was te voorzien; want de oude Andries had zich, bij den aanvang van den woordenstrijd, bescheidenlijk in de enge gang teruggetrokken, en geen onzijdige was daar, die tot vrede kon manen.

Toch hoorde men eene woordenwisseling in de gang, die bewees, dat er iemand naderde; de stem van Andries klonk eenigszins onrustig en bevreemd; hij scheen te aarzelen binnen te laten. De dames duchtten op ééns het ergste, en hare pogingen, om mevrouwe van Wittenhorst te weerhouden, verkeerden nu eensklaps in die om haar te volgen, of zelfs wel vóór te gaan; maar de eerste, aan wie dit scheen te gelukken, vrouwe Johanna werd door eene fijne, maar krachtige hand aangegrepen, staande gehouden en met zekere spotachtige hoffelijkheid terruggevoerd in het midden der anderen, door een persoon, die nu sprak:

»In ’s Hemels naam, schoone dames! houdt toch wat orde. In uw gezin weet ge wel rust te houden en twisting te mijden, waarom houdt ge niet dezelfde maat bij uw komplot…?"

Het was de stem van Fabian, die deze woorden sprak, en sommigen herhaalden zijn naam met blijdschap, anderen met schrik, mevrouwe van Hemert met zegepraal; maar enkelen hadden hem niet terstond herkend, en dat was niet te verwonderen: de eenvoudige taalmeester was gekleed als een hoveling van Elisabeth, die zóó zóó naar eene hofpartij zoude gaan. Zijn wit satijn gewaad met purper fluweelen belegsels afgezet, die weer met gouden en diamanten knoopen en haken waren versierd, was vorstelijk schitterend; hij droeg in een rijken draagband een kleinen dolk met gouden knop en een degen, waarvan de greep met diamanten was ingezet. Over dit gewaad had hij een mantel heengeslagen van donkergroen zijden fluweel, met een breeden rand van marterbond omzet, en eene toque van gelijke kleur en stof, met een paarlsnoer omwonden, die eene