Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/94

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Dus groot was de invloed, dien master Fabian verkregen had, ook in dezen kring, dat ge ene der vrouwen, hoe pijnlijk haar zijne verwijten ook troffen en hoe zij zijne lofspraak aan de weduwe benijdden, een woord antwoordde, dat van toorn of tegenspraak getuigde. Integendeel, op den eersten wenk van den zonderling belangwekkenden man, hernamen zij zwijgend hare vroegere plaatsen.

»Als de éénige cavalier in uw midden zult gij ’t, naar ik achte, mij ten goede houden, dat ik het ambt van voorzitter onder u aanvaarde, en de leiding onzer overleggingen op mij neme," sprak Fabian, na zich ook gezet te hebben, met den gevalligsten toon en meest courtoisen glimlach, dien hij in zijne macht had; en zonder een antwoord af te wachten, dat hij vooruit toestemmend wist, begon hij die vragen te doen en die opmerkingen te maken, welke hij noodig oordeelde. Eindigend, liet hij zich een paar woorden ontvallen over de reize der dames.

»Gij acht die reize dus nog altijd mogelijk?" vroeg mevrouw van Wittenhorst bedachtzaam.

»Zonder eenigen twijfel, mits gij, mevrouwe? de voorzorge niet hebt verzuimd, uwe nicht van een vrijgeleide te voorzien."

»Dat hebben wij, doch…"

»Het overige is beschikt en besproken," hernam Fabian haastelijk." Wie onder u zal mij verzellen?…"

»Maar, vergeef mij de vraag: zult gij te paarde stijgen in dit gewaad, mijnheer?" vroeg vrouwe Johanna."

»De vraag is wel die eener vrouw," glimlachte Fabian, met zekere minachting op zich zelven ziende en op zijne rijke kleeding."Maar wees gerust! daar staat een overdekte wagen gereed, op weinige schreden afstands van hier, en de zuiverheid van dit wit fluweel zal geene schade lijden van ’t ongure weer, noch de schittering van deze gesteenten Jen argwaan wekken, of de hebzucht van onverlaten in verzoeking brengen… Mij