Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/162

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Alartsz voort, »ter meerdere verzekerdheid kan Allendorff of la Fontaine op eenigen afstand volgen."

»Dat is onnoodig, mijnheer, het is goed dat gij ingewilligd hebt; ik dank u," sprak de Gouverneur wat kort en afgetrokken.

»En nu, mijn waarde monsieur de la Rivière!" hervatte de Burgemeester op een toon van protectie, »als conclusie van dit onderhoud wil ik u mededeelen, dat ik niet, zooals ik gisteren in drift heb gedreigd, voornemens ben het gebeurde op die jaarmarkt, naar Culemborg te rapporteeren, dat zal u zeker welgevallig zijn?"

»De intentie is mij aangenaam, als bewijs van de welwillendheid uwer dispositiën jegens mij, mijnheer de Burgemeester, maar anders, zoo ik, als gij, gewoonte had met Zijne Genade van Culemborg in al zulke détails te treden, zou ik ditmaal zeker niet nalaten melding te maken… ook van dat voorval… "

»Neen, ik doe dat nu liever niet; wat niet geweten wordt, deert toch niet, en… alles is nu zóó goed afgeloopen, dat we er best van zwijgen kunnen!"

»Alles goed afgeloopen! Gave God dat ik er zekerheid van had," dacht de Fransche edelman bij zich zelven, terwijl hij zich naar het vertrek begaf, waar Floris onder de leiding van Zwaerdecroon en Aart Armelisz zich aan de studie der oude Latijnsche schrijvers wijdde.

»Neen, neen! alles is niet goed afgeloopen, en ik zie zelfs niet hoe ik de gevolgen van den kwaden afloop zal kunnen keeren, Het moet ten spoedigste tot eene verklaring komen tusschen hem en mij, of alles is verloren." Dat de Gouverneur ook buiten het besprokene met den Burgemeester oorzaak had gevonden tot ongewone bekommering, was blijkbaar voor ieder, die de gave van opmerking bezat en de moeite wilde nemen hem gade te slaan. Hij had geheel het uitzicht van iemand, die den nacht had doorgewaakt onder pijnlijke aandoeningen; zijne oogen anders zoo helder en levendig, stonden dof en somber, en hij die gewoonlijk onder allen het drukste praatte en met de meeste opgewektheid, had gedurende het samenzijn bij het ontbijt niet dan het noodige gezegd, en meermalen in verstrooiing iets geantwoord, dat bewees hoe hij in eigene overdenkingen verdiept was. Er lag iets gemaakts in zijne houding, of hij zich innerlijke