Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/163

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gedruktheid bewust was, en zorgvuldig vermijden wilde, die uiterlijk te toonen, zonder dat hij daarin ten volle slaagde, in één woord, hij zag er niet naar uit als een die zeker was van zijne zegepraal over groote bezwaren, zooals Alartsz van hem onderstelde, en de uitkomst die voor oogen lag scheen te bewijzen. Hij bleef den ganschen morgen zijn pupil gadeslaan met eene onrustige waakzaamheid, die hij wilde ontveinzen; maar die Floris scheen te gevoelen, en waaraan deze trachtte te ontkomen; want hij vermeed zijn blik, zooveel het hem doenlijk was, zelfs zijne toespraak, en er lag in geheel zijne wijze van zich tegen de la Rivière te gedragen, iets stugs en gedwongens, dat volkomen in strijd was met die eerbiedige vertrouwelijkheid, waarmede hij hem gewoonlijk naderde, en die zachte gemeenzaamheid, waarmede zij beantwoord werd. In den regel was het of de jonkman het begeeren van zijn opvoeder verstond, zonder dat het werd uitgesproken, en of hij er naar raadde om het te volbrengen; een wenk, een oogopslag, een enkel woord, waren voldoende daar, waar de eerste niet had begrepen, of waar de eenswillendheid voor het oogenblik faalde. Nu was dat op eens anders. Floris voorkwam niets, misverstond wat niet zeer bestemd was uitgedrukt, en scheen er een wreed genoegen. in te vinden, zijn Gouverneur te verplichten tot het maken van aanmerkingen of het geven van bevelen, die hij weten kon dat hem liefst werden gespaard. En dan betoonde hij de strakke onderwerping van een diep verdrukte, en waar hij spreken moest, was zijn toon kort en koel tot bitsheid toe, het was of eene geheime verbittering zich zijns ondanks uitdrukte in iedere zijner bewegingen, en om het al te kronen nam hij eene ongewone voorkomenheid in acht jegens den Burgemeester, schertste met hem, zeide hem vleierijen, en legde zooveel kennelijk opzet in die cajoleries, dat het doel om er de la Rivière mee te ergeren, onmiskenbaar was, althans voor dezen; »cet âge est sans pitié! want wie ook verzuimen mocht dit alles op te merken, voor de la Rivière zelf ging er niets van verloren; hij smaakte de bitterheid, die hem werd aangedaan, in volle kracht, en ’t geen hem het meest folterde, het meest ontrustte, was, dat hij de oorzaak van dezen zonderlingen ommekeer nog niet wist uit te vinden. Wel was hij bij machte geweest zekere ontdekkingen te doen omtrent den jongen Graaf, die eene ongewone wijze van zijn verklaarbaar maakten;