Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/164

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zoowel zijne gekrenktheid als zijn onlust en zijne afgetrokkenheid op sommige oogenblikken; maar waarom die zich juist uitdrukte in zoodanige ontstemming tegen hem zelven, dat was hem onbegrijpelijk, en toch hij was er niet onschuldig aan; door al te groote voorzichtigheid, had hij eene fout begaan. Wij hebben gezien hoe Floris den avond te voren tot hem gekomen was met eene behoefte aan vertrouwelijkheid met de begeerte om zich aan hem uit te storten, zoowel over zijn leed en gemis, als over zijne schuld en zijn berouw. De Gouverneur had die behoefte wel geraden, maar hij had het niet raadzaam geoordeeld daaraan toe te geven, op datzelfde oogenblik, en ondanks zijne eigene vurige begeerte om een vertrouwen te ontvangen dat Floris gereed was hem te schenken, had hij alles vermeden wat er toe kon uitlokken, op zulke wijze, dat hij dezen alleen tijd had gegund om eenige oogenblikken over de genoegens van den dag te praten, en zich daarop van hem scheidde met de aanmerking: dat het te laat was voor al het andere wat men elkander te zeggen had, en dat hij het verdere morgen zoude hooren!" Daarin had Floris genoegen moeten nemen; maar, toen het morgen was geworden, bleek de zucht tot vertrouwen bij hem vergaan. Hij had nagedacht; hij van zijne zijde had ook zijne redenen tot voorzichtigheid; hij had ook zijn geheim dat hij niet wilde blootgeven, nu niet meer; en de moed der opwinding, dien hij voor kracht had gehouden, had hem begeven, hij zag er nu tegen op, een onderwerp aan te roeren dat een strijd kon verwekken, waarin hij voelde niet kalm te kunnen blijven, en die tot gevolg kon hebben zoodanige verdubbeling van waakzaamheid, als hem in deze oogenblikken al heel ongelegen zou komen. Afgewezen in eene beslissende ure, had zijn hart zich gesloten voor den man, die liever met koele bedachtzaamheid was te rade gegaan, dan met de dringende behoefte van een gemoed, dat zich voor hem had willen openen. Uit vroegere ondervinding van zijn leven had hij geleerd, zooals hij zich tegen Fransje had uitgedrukt, »dat het geene zaak was aan ketens te schudden, die men niet kon verbreken, en hij had zich nu voorgenomen de zijne zoo dragelijk te maken als mogelijk was." Dus was hij zeer tevreden dat de la Rivière hem den volgenden morgen niet begroette met een herinnering aan zijne belofte van den vorigen dag, dat hij zich van alle toespeling daarop onthield, gezind scheen te wachten, tot hij daaraan uit zich zelven zou