Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/167

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zuivere Septemberlucht zal u goed doen, hebt gij lust tot eene wandeling?"

»Verschoon mij, mijnheer, ik wacht dokter Molinaeus, en ik heb mij nog niet kunnen voorbereiden op zijne les," en Floris plaatste zich aan de tafel; als met een opzet, om alle vertrouwelijkheid te vermijden, sloeg hij het eerste het beste boek open, dat hem onder de handen viel, en bladerde daarin, om het recht te hebben den blik van de la Rivière te vermijden, die den zijnen zocht.

»Gij hebt daarvoor op dit uur gerekend, Floris?" vroeg de Fransche edelman met eene intonatie, die het midden hield tusschen verwondering en afkeuring.

»Op uwe inschikkelijkheid, ja, mijnheer; maar ik zie wel het zal een misrekening zijn!" hernam Floris met eene bitterheid, die zoo weinig gepast was na de bewijzen van voorkomenheid, hem in ditzelfde oogenblik gegeven, dat de Gouverneur noodig oordeelde zijnerzijds van toon te veranderen.

»Gij hebt u werkelijk misrekend, zoo gij inschikkelijkheid van mij wacht voor kwade luim, en evenzeer als gij meent dat ik mij door ijdele uitvluchten zal laten afschrikken van ’t geen ik vastelijk voorgenomen heb… dit uur zult ge niet gebruiken naar willekeur."

Floris beet zich op de lippen, trok een lessenaar naar zich toe, zocht er papieren in, die hij niet vond, en sprak in verwarring: »dat opstel over de Fransche geschiedenis schijnt zoek geraakt… wij waren, zoo ik meen, genaderd tot Pepin en Childebert II!"

»Trève de faux-fuyants!" viel de la Rivière in, »wij zullen later tijd vinden voor Pepin en Childebert, gij moet begrepen hebben dat ik ernstelijk met u heb te spreken," en hij zette zich tegenover den jongen Graaf, die nu met een smachtenden blik naar de deur zag, als hoopte hij van daar eene gelukkige stoornis.

»Gij wacht Hendrik Prouninck immers zóó vroeg niet!" zeide de la Rivière, dien blik verstaande.

»Neen, mijnheer, maar toch… het kon zijn… ik hoopte…" de jonkman kleurde en verbleekte beurtelings, hij voelde dat hij zich verspreken zou en zweeg plotseling; hij moest zich voelen als de reiger onder den klauw van den valk.