Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/191

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

en dat hij met allerlei smartelijke aandoeningen had te kampen; bij de laatste woorden echter hief hij zich op uit zijne diepe verslagenheid, reikte de la Rivière de hand, en sprak met eene stem, waarin ontroering trilde, hoewel zij tevens van eene vastheid getuigde, als ware er in hem een kloek besluit gerijpt. »Gij hebt gelijk, mijnheer, wie hier liefde… wie hier vertrouwen verbeurd heeft, dat zijt gij,… niet. En zij hebben ongelijk, die mij het gemoed beroeren en in zulken tweestrijd brengen tegen ’t geen mij dacht te zijn — plicht — en plicht. Ik voel levendiger dan ooit — den mijnen… ’t is te waken tegen mij zelven… om nimmermeer verdenking tegen u plaatse te geven…"

»Of indien zij opkomt," viel de la Rivière in met zachtmoedigen ernst, terwijl hij teederlijk de aangebodene hand in de zijne drukte, »mij die onverwijld te belijden, opdat er niets of niemand tusschen ons blijve."

»Dat was ook terstond mijn voornemen, maar… ik liet mij afleiden door het vooruitzicht op een dag van uitspanning… eene zwakheid, niet waar?"

»Wel natuurlijk, en zeer verschoonbaar op uw leeftijd?"

»Een dag, dien ik wist u te danken…"

»En die voor u zoo belangrijk was, dat gij er al uwe groote grieven tegen mij om vergat, is het niet zoo?" vroeg de la Rivière, gemeenzaam zijn arm nemende, en hem onder het verder spreken door het vertrek heen en weer voerende, als voelde hij mede des jongelings behoefte aan eenige lichaamsbeweging, ter afleiding van zoo verschillende zielsaandoeningen.

»Neen mijnheer, als ik waar moet zijn, kan ik dat niet zeggen," hernam Floris vertrouwelijk, »integendeel…"

»Integendeel!"

»Ja, juist, toen ik mij voor eene wijle van die onverpoosde waakzaamheid ontslagen zag."

»Moest het ook had zijn, Floris?" vroeg de Gouverneur schertsenderwijs.

»Neen, geloof mij, ik heb u niet misleid, het was niet in mij opgekomen, mij er aan te onttrekken… maar ik vond er een zeker genoegen in mij te laten meeslepen door het toeval…"

»Het toeval in de gestalte van een allerliefst kind, niet waar?" merkte de Gouverneur aan met een glimlach.