Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/349

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

sprak Burgemeester Alartsz, binnentredende met al de onstuimigheid zijner driftige natuur. De onvoorzichtige kinderen hadden in hunne argeloosheid er niet eens aan gedacht de deur te sluiten, die op eene kier stond en de eerste die door de gang zou komen gelegenheid gaf hun teeder onderhoud te bespieden.

Die eerste was de Burgemeester; maar hij was de laatste, zooals men begrijpen zal, om in een geval als dit te aarzelen of terug te treden.

»Floris, Floris!" hoe… schuldig… ben ik!" bracht Francijntje uit, onder den schrik die haar trof buiten staat zich aan den steun van den jonkman te onttrekken, want de kracht om zich opgericht te houden, ontzonk haar; de jonge Graaf hield haar bewusteloos in zijne armen.

»Dat’s maar aanstelling!" sprak Alartsz ruw, »nu in zwijm vallen, nadat ge eerst den Jonker tot bekentenissen en beloften verlokt hebt, daaraf ge zeer zeker voor u groote voordeelen wacht! maar die speculatie is mis, jofferken! Uw toeleg was slim genoeg beleid, maar weester Alartsz waakte, en alschoon ieder hier zijn plicht verzuimt of met voeten treedt; ik dacht op den mijnen, ik ben onomkoopbaar!"

Floris, die zich bezighield Francijntje met alle omzichtigheid in een stoel te plaatsen, scheen niet te luisteren of niet te verstaan. Alleen met de geliefde vervuld, had de komst van den Burgemeester hem niet zoo groote ontzetting aangejaagd als men had kunnen wachten. Eerst nu keerde hij zich tot hem en zeide met hoogheid:

»Verwijder u, meester Alartsz, niets of niemand roept u hier."

»In trouwe, dat weet ik wel Jonker! maar ik voelde mij gedrongen te komen, en niet ten onpas voorwaar!"

»Gij hebt geenszins het recht hier binnen te treden!"

»Uwe Genade vergist zich. Ik heb het recht toezicht te oefenen over uw persoon en handelingen, waar gij u ook bevindt, en ik laat me niet voorschrijven door uw Franschman, waar ik u al of niet zou mogen zoeken… zoo ik u op kwade wegen acht. Ik had vermoedens tot zekerheid te brengen, daarom ben ik gekomen, wetende dat dit meisje zich bij u ophield!

»Bespieden, luisteren! Meester Alartsz, dat is verachtelijk!" hernam Floris met toorn en minachting.

»Dat kan zijn, Graaf, maar, is bij wijlen profijtelijk en gij