Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/364

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Dat zullen wij zien, zij zal zóó het huis niet uit, laat mij."

»Geenszins," hernam de la Rivière, standhoudende met eene gebiedende geste, »gij zult geen geweld gebruiken in dit huis, tegen deze jonkvrouw, die wij hier zelf hebben ingeroepen en die hier goede diensten heeft bewezen."

»Mijn vader ik bidde u, gij zoudt dusdoende ruchtbaarheid geven aan een geval, dat zich nu wellicht nog zal laten middelen! smeekte Aart Amelisz, en dwong den heftigen man wankelend onder zijne driften, nog meer dan onder zijne zwaarte, in den armstoel plaats te nemen, dien hij aanschoof.

»Meent meester Alartsz veellicht mijne schenkage ongedaan te maken, zoo hem gelukken kost den ring met dwang van dreiging of geweld aan den vinger der joffer te ontweldigen?" vroeg Floris met wat spottenden overmoed, maar die zeer hoog werd opgenomen door zijn Gouverneur, die hem strafte met zulk een blik van afkeuring en misnoegen, als hem maar zelden te beurt viel, terwijl hij sprak:

»Monsieur le Comte, ik ontrade u ernstelijk uw kwade zaak te verergeren door uws vaders gecommitteerde te braveeren! gij zult er vermoedelijk niet aan hechten, dat men ijlboden zende naar Culemborg, naar KinzweiIer en naar Hage, om den Graaf, de Gravin en de hooge autoriteit dezes lands te adverteeren van datgene, wat gij uwe verloving noemt, en nieuwe orders te vragen omtrent uw persoon?" Floris antwoordde niet terstond, hij maakte een gebaar van schrik en verlegenheid, dat van aanvangende ontnuchtering getuigde. Wat hij ook zeggen mocht, er was bij hem eene geheime hoop op de bescherming van zijn Gouverneur bij zijne liefde, op diens verschooning voor zijne eigenmachtige daad; die toon, die blik zeide hem gansch wat anders, en getuigde van iets, waartegen hij niet was geharnast; hij voelde zijn hoogen moed zinken, de toespeling op eene onmiddellijke verandering in zijn toestand trof zijne verbeelding, hij voelde dat zulk misnoegen hem op den duur ondragelijk zou zijn; hij ving aan zijn haut fait als een misstap te onderkennen, waarover hij zich ontschuldigen moest.

»Mijnheer, ik betuig u in der waarheid, dat die man door zijne tergende rouwheid de oorzaak is van al het gebeurde! zeide hij met eene zachte bewogene stem.