Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/386

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»God lof! Zoo kunnen wij al aanstonds krachtige maatregelen; nemen." zeide Alartsz, zich de handen wrijvende.

»Integendeel, zoo kunnen wij alle lankmoedigheid gebruiken, wetende dat we de macht in handen hebben," hernam de la Rivière met vastheid.

»Gij zult nog zoo lang lankmoedigheid gebruiken, tot dat…"

» Deze crisis is doorgestaan… dat is wel mijn voornemenmits hij het mij mogelijk make…"

»Wat is dan toch uw plan? gij hebt welgedaan de Prounincks van hem af te houden, die hij lichtelijk tot boden of briefdragers zoude gebruiken en evenzeer met hem vooreerst het uitgaan te beletten, want bij de vrijheid daarmede hij jegenswoordiglijk onverzeld op straat gaat, is hij bekwaam recht toe recht aan naar ’t huis van Lantscroon te loopen en hem in alle forme de hand zijner dochter te vragen."

»Neen mijnheer, ik duchte geenszins dat hij nu in zoodanige dispositie zal zijn, ik ben zeker dat hij in deze ure van gansch ander indrukken is vervuld, en mogelijk nu reeds met bittere tranen zijne schromelijke onvoorzichtigheid beschreit. Tot hetgeen hij deed heeft gewisselijk de hartstocht hem vervoerd, maar de zucht om u te braveeren is hem mogelijk even scherpe prikkel geweest als de liefde. Ik meene hem op iedere wijze een lichten voorsmaak te geven van de groote zwarigheden, waarin hij zich heeft gezet, en al roept hij luid in zijne ure van moed, dat hij er op rekent: hij moet ze voelen om te weten dat hij er niet tegen vermag; de jongeling durft soms wagen wat geen man zich zou vermeten, en machten uittergen, waarvoor helden wijslijk ter zijde gaan, maar… hij mist de kracht der volharding tegen de kleine belemmeringen, waarmede hij telkenmale opnieuw zal te worstelen hebben, en bij de eerste aanraking daarvan ziet hij mogelijk reeds uit naar ontslaking van den band, waarmede hij zich zelven heeft omsnoerd."

»Ik wil u gelooven, maar wij kunnen daarop niet wachten om onze partij te kiezen; gij kunt hem vandaag binnen de vier muren houden, en morgen, en overmorgen misschien…"

»Beware ons, mijnheer de Burgemeester! eer het morgen is heb ik Francijntje gesproken; met een enkel woordje harerzijds, dat ik zal weten te verkrijgen, is zijne schoone kleurrijke zeepbel ineengezonken… maar… hij zal dan genoegzaam toebereid