Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/474

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

mocht laten doorschemeren dat hij voor Suzanne geen onverschillige was; hij rekende dus op het hart van den vader, om de bedenkingen van den vermaarden edelman te overwinnen.

»Zijn uwe ouders met dit aanzoek bekend?" vroeg de Villiers, ernstig, maar met zachte stem, waaruit gemoedsbeweging klonk.

»Ik meende u gezegd te hebben, dat mijn vader had gewenscht mij te kunnen vergezellen, en zoo de pijn hem niet had belet te schrijven… zou hij mijn verzoek zelf tot u hebben gericht… maar hij hoopt dat te ondersteunen zoodra het hem mogelijk is…"

»En Suzette gaf u een briefje mee aan hare moeder, die zeker een weinig in ’t geheim is?"

»Zonder dat, ware Suzanne mogelijk al een paar weken vroeger uit Middelburg opontboden naar Westhoven," sprak Charles, met een fijn triomfeerend glimlachje.

»O! die vrouwen! die vrouwen — als er sprake is van een liefdesgeval zijn zij het altijd met elkaar eens," sprak de Villiers hoofdschuddend, maar toch met een kwalijk bedwongen glimlach. »Als Fransche edelvrouw had mijne Jeanne toch moeten bedenken, dat te onzent de huwelijken op gansche andere wijze worden gesloten en dat het aan de ouders is, eene partij te zoeken voor hunne kinderen; maar zij zal mij zeggen: wij zijn nu in Zeeland, en — ’s lands wijs ’s lands eer."

»En… mag ik dus hopen?" hervatte Charles nu met wat ongeduld.

»Ik heb eene bedenking eer ik mijne toestemming geven kan."

»Ik vrees te begrijpen, mijnheer, gij zijt Fransch edelman en… mijne ouders…"

»Uwe ouders, mijnheer Charles Everwijn, zijn uit Gent herkomstig en behooren tot een der aanzienlijkste patricische familiën van Vlaanderen — ik zie niet dat zij zich de minderen behoeven te achten van iemand, die naar zijne afkomst tot den Vlaamschen adel behoort. Zij zijn daarenboven waardige volgers der zuivere religie, hebben te dier wille vervolging geleden evenals ik — zijn verplicht geweest weg te trekken als ballingen uit hunne provincie, zooals ik uit de mijne. Hier is dus slechts gelijkheid, maar er bestaat een verschil te mijnen nadeele, en wel een zoo belangrijk, dat ik u niet als mijn aanstaanden schoonzoon mag aannemen, zonder dat in overweging gegeven te hebben. —