Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/495

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

te openen; alleen nu er zulk eene bezoekster moest binnentreden, gebood de hoffelijkheid zich die moeite te getroosten, en de Villiers was wel de laatste om in dezen de étiquette te verzuimen. Den hoed in de hand, bleef hij in zichtbare spanning het naderend voertuig wachten. Hij behoefde echter niet lang te wachten; binnen eenige minuten stond de wagen voor de poort en de Heer van Westhoven hielp zijne doorluchtige bezoekster uitstappen, die hij binnenleidde na eene hoffelijke kniebuiging, waarbij zij hem de hand reikte, welke hij eerbiedig kuste.

»Ik behoorde mevrouw de Prinses naar onze groote zale te voeren, die mijne vrouw haar pronkkamer noemt; alleen het is daar hol en kil, en niet op de eer van zulk een bezoek kunnende hopen, is er geen vuur aangelegd; in mijn kabinet echter is het warm en mevrouw zal daar beter op haar gemak zijn."

»Gij raadt mijne intentie, mijn waarde mijnheer de Villiers! Daar het mij bovenal te doen is om een rustig en vertrouwelijk onderhoud met u, zou eene ceremoniële ontvangst in eene holle zaal, waar ieder woord weergalmt of er eene echo ware, mij gansch niet aangenaam zijn."

Al sprekende was de dame, die door de Villiers met zooveel eerbied werd ontvangen, zijn kabinet binnen getreden. Hij plaatste den gemakkelijksten armstoel bij het vuur en bood haar dien aan. Zij ging echter niet zitten, maar schoof den krippen sluier terug, die aan haar weduwkapje was vastgehecht, ontdeed zich van haar zwart lakensch overkleed met ruime loshangende mouwen en trad toen voor een portret in zwart ebbenhouten lijst, tegenover den schoorsteen, waarop terstond haar blik was gevallen. Het was de beeltenis van den grooten Zwijger, met zijn zwart calotje, in eene huispels gewikkeld.

»De Prins! mijn gemaal zaliger!" riep zij getroffen.

Het was werkelijk de Prinses-douairiere Louise de Coligny [1], die de Villiers kwam verrassen met haar bezoek.

  1. Zelve schrijft zij zich Colligny, en wijlen mr. de Jonge ook op net gezag van de Marchegay — neemt die dubbele 1 aan. Maar Auguste Laugel, in zijne uitgave van hare brieven, houdt zich aan de gewone spelling waarmede wij de vrijheid nemen ons te vereenigen. De orthographie was geenszins de sterkte der Prinses, evenmin als die der meeste heeren en dames van haar tijdvak. Zij schrijft Holande, Coulongne voor Cologne; zij spreekt van Dyeppe en van Lecestre; j’en passe el des meilleurs.