Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/507

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

maakte, evengoed voor hoffelijkheid nemen als voor geheimen tegenstand. Zoo hij niet opziet legen eene grofheid, moet hij het: Ote-ton de là que je m’y mette ruiterlijk uitspreken, in welk geval ik mij naar Middelburg zou begeven, om toch nog het oog te blijven houden op mijne zaken. Huisvesting zal daar wel voor mij te vinden zijn."

»Het huis van mijn schoonzoon van Baerse staat mevrouwe ten dienste; er is plaats genoeg, al waren de jonkvrouwen van Nassau met u…"

»Ik weet dat ik den uwen welkom zou zijn als u zelf, maar ik wil hopen dat het er niet toe zal komen… Er is wel kans dat de Graaf er van af zal zien, als hij verneemt dat ik zelve mij te Vlissingen bevinde, en zoo niet, zoo hij, wetende hoezeer hij ongelegen komt, toch bij mij komt aankloppen om logies, dan eh bien! dan zal ik trachten met Zijne Excellentie eendrachtiglijk samen te wonen."

»Gij, mevrouwe!" riep de Villiers met kennelijke bezorgdheid; »zoo goed als alleen, terwijl de omgeving van den Graaf doorgaans bestaat uit een troep ruwe en aanmatigende edellieden, die lastig en indringend zullen zijn, meenende hoffelijk te wezen, en zich aangenaam te maken door zich galant aan te stellen."

»Och! wat dat betreft, ik heb in onreiner atmosfeer moeten leven dan die den Engelschen graaf omgeeft; zijn gevolg bestaat meest uit edellieden van leeftijd, strak puriteinsch als hij zelf, die zich afgeven met theologie en met politieke intriges; aan beide doe ik niet, dat weten ze vooruit."

»En dan die troep jongelui, die zich reeds ridders noemen, schoon ze hunne sporen nog niet verdiend hebben; zij zullen u vermoeien met hun woest getier, zij zullen u verschrikken door hunne dagelijksche vechtpartijen."

»In de tegenwoordigheid van den Graaf zullen zij zich wel ontzien; logies krijgen zij in ’t Prinsenhuis niet, dat staat bij mij vast; tegen straatrumoer moet de Engelsche gezagvoerder waken. Als mijne dochters er waren zou het minder passend, zou het onvoorzichtig zijn deze aan de ontmoetingen, de galante bezoeken van de jonge cavaliers bloot te stellen; maar juist daarom liet ik ze in den Haag; voor mijn zoontje is er geen gevaar bij, daar de Graaf veel van hem houdt, zich aanstelt of hij zijn grootvader ware, en wat mij betreft, helaas! mijn waarde mijnheer de