Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/515

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

De Villiers haalde de schouders op: »Zou ik dan te ’s Hage veiliger wezen dan hier, waar ik mijne eigene, wel verzekerde woning heb, en rondom van vrienden en goedgezinde naburen omringd ben? Gesteld dat de Graaf iets tegen mij zou willen ondernemen, is het daartoe dan noodig dat hij in persoon tegenwoordig zij, is het niet veeleer te wachten dat hij in zulk geval zijne handlangers zou gebruiken in zijne absentie?…"

»Wat gij daar zegt, heeft schijn van waarheid, mijnheer de Villiers; maar wij weten het immers, de graaf van Leycester heeft te dezer dage geen gezag meer in Holland, dan in naam, en zijne aanhangers weten dat ook wel en zouden zich daar zeer zeker onthouden van ’t geen ze hier, als onder de oogen des meesters, zouden onderstaan. Zoo volg toch mijn vriendenraad en begeef u naar ’s Hage, waar gij zoowel veiligheid als erkenning zoudt vinden."

»Verschoon mij, mevrouwe. Het eerste mag waar zijn, ik heb redenen om het andere te betwijfelen, en ik ben vast besloten niet weer in den Haag, niet weer naar Holland terug te keeren, tenzij door den Advocaat, mr. Johan van Oldenbarneveld zelf opontboden…"

»Maar ziedaar nu een opzet tot halsstarrigheid doorgedreven!" sprak de Prinses met ergernis. »Ik ben er zeker van dat de Advocaat u terstond ontbieden zou, als hij van dit uw besluit bewust ware."

»Om u de waarheid te zeggen, die overtuiging heb ik niet," antwoordde de Villiers met een bitteren glimlach.

»Denkelijk weet hij niets van de wraakzuchtige voornemens waarmee de graaf van Leycester tegen u omgaat," vervolgde Louise, »en kan hij dus geen reden hebben u naar Holland terug te roepen. Hij kan te Haarlem of te Delft zijn, en eer hij gewaarschuwd is, eer hij dien wenk, dien ik volgaarne zou willen geven, kan opvolgen, kan u immers reeds getroffen hebben wat uwe vrienden voor u vreezen…"

»Ik ben mijne vrienden zeer dankbaar voor die belangstelling, maar ik ben niet gewoon mij door ijdele vreeze te laten drijven."

»IJdele vreeze! Gij acht Leycester dus niet in staat wraakzuchtige plannen te koesteren?"

»Dat zal ik niet beweren, maar…"

»Welnu dan — ik zeg het u — lieden die tot zijne omgeving