Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/541

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Ook viel deze in: »Ah zoo! dan zou ik denkelijk mylord Russell niet zien voordat de Graaf is aangekomen; dat zou voor mij in waarheid een te lang oponthoud zijn, ik die mij voorgesteld had den avond te Middelburg door te brengen."

»Het spijt mij meer dan ik u zeggen kan, mijnheer, maar ik vrees dat u dit voornemen zult moeten opgeven."

»In dat geval komt het er zooveel niet op aan of ik een half uur vroeger of later de gevangene zal zijn van mylord Russen of van Zijne Excellentie den Gouverneur-Generaal."

»Gevangene! dat heb ik niet gezegd, mijnheer!" riep de officier in zichtbare onrust en verlegenheid.

»Dat is waar, gij hebt het niet gezegd, maar het zal u toch niet bevreemden als ik er het mijne van denk? Een gevangene zoekt list, Sir, bedenk dat wel, maar het is geen voorwendsel van mij, dat ik Middelburg wensch aan te doen, want ik heb er zaken en dringende zelfs. Zonder dat ware er voor mij geen reden geweest om in het namiddaguur in dit weinig uitlokkend weer van huis te gaan. Ik heb een bezoek te brengen aan een zieken collega, die verlangde dat ik reeds morgen-ochtend eene liefdebeurt voor hem zou waarnemen, terwijl ik daartoe niet voor morgen-avond bereid kan zijn; ik wenschte deze schikking met hem te maken, ziedaar alles… Kunt gij mij dat niet toestaan?" De Villiers zag hem nu aan met zulk een zachten smeekenden blik, en er lag iets in zijne stem dat den officier trof, als eene liefkoozing waartegen hij niets vermocht. Op verzet was hij verdacht geweest en gewapend, maar de betoovering was nu volkomen, en hij antwoordde als in bedwelming, als iemand die voelt dat hij zich verlokken laat, en die de verzoeking toch niet weet af te weren.

»Ik mag het u niet toestaan, maar ik kan het u niet weigeren, doch vraag mij verder niets meer, want ik neem reeds nu eene zware verantwoording op mij…"

»Wees er zeker van, als wij eens te Middelburg zijn, zal ik u niets meer te vragen hebben," hernam l’Oyseleur meesmuilend, want al sprekende waren zij reeds een eind weg op den Middelburgschen weg gevorderd, zonder dat Sir Henry onder de spannende samenspraak er aan had gedacht. De sergeant en het krijgsvolk, die op tamelijk en afstand waren gevolgd, keken wel verwovderd op, dat men dezen omweg nam; dan, daar zij de