Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/67

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

en uit den blik waarmede hij dezen trof, terwijl hij sprak: »Onderstelt gij, mijnheer, dat uw uitvaren tegen mij aan de terugkomst van den jongen Graaf bevorderlijk kan zijn…"

Zwijgen van den Burgemeester, die een paar schreden terug trad.

»Zoo ja! vaar dan voort in alle vrijheid en veiligheid…"

»Neen, mijnheer! maar…"

»Als het neen is, mijnheer! beraad u dan beter op hetgeen ge zegt, eer ge verder spreekt, want op eene taal als deze kan ik niet antwoorden."

»Nu ja! als ik driftig ben kan ik niet zoo op mijne woorden passen," hervatte Amelis Alartsz kennelijk versaagd, en ik vrage iedereen of uwe wijze van doen en van zijn niet geschikt is om iemand razend en dol te maken, die niet zooals gij zelf van ijzer en steen is!"

»Ik ben noch zóó achteloos, noch zóó onaandoenlijk als het u toeschijnt, mijnheer de Burgemeester," hervatte de la Rivière bijna onhoorbaar zacht, »waarom, zoo gij mij kalm ziet… zoo mijne handelwijze u wat vreemd voorkomt, wil dan aannemen, dat er nog geene redenen zijn tot zoo groote bezorgdheid, allerminst tot de vreeselijke dingen, waarmede gij u zelven schrik aanjaagt. Als gij acht dat ik rustig ben, zoo neem daaruit niet enkel oorzaak tot mistrouwen, maar denk ook op de zeer groote liefde, die gij toch weten kunt, dat ik den jonkman toedrage…" Twee lang weerhouden tranen gleden uit de donkere wimpers neer, de spreker kon niet voortgaan.

»Maar, om Gods wil, man, zoo gij iets weet, dat u gerustheid geeft, zeg het dan uit!" riep de Burgemeester zelf wat geroerd, »gij ziet dat ik half gek worde van angst…"

»Ik weet alleen, dat er mogelijk oorzaak zal zijn tot misnoegen, niet tot onrust, maar voor alles behooren wij ons oordeel op te schorten, en daarom bidde ik u dringend, wees bezadigd en herneem eene goede, waardige houding… te ieder stond kan de jonge Graaf binnentreden, en het zou een kwaden indruk maken, zoo hij ons kwam te overvallen in een moment van zoo danige verdeeldheid…"

»De heeren schijnen zware woorden te hebben, zou ik wel binnengaan met de visch?" vroeg de kastelein aan zijne vrouw, terwijl hij al de eerste trede op de trap der bovenkamer had gezet."