Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/69

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

daren en de harten heiligen kan, en eene innige vurige smeeking tevens voor den jeugdigen afwezende, die met zooveel bekommering werd ingewacht. Toen dat gebed was geëindigd had de Burgemeester tranen in de oogen; hij was een man van een bekrompen verstand, maar hij had geen kwaad hart, en als hij niet verblind werd door drift, had hij wel oogen voor de zedelijke meerderheid van de la Rivière. Hij stak dezen over tafel de hand toe.

»Monsieur de la Rivière, ik ben daar even wat heftig tegen u geweest, het verdriet en de onrust brachten mij buiten mij zelven… maar de woorden klonken harder, dan ze gemeend waren, wil verschoonen…"

»Wel van ganscher harte, mijnheer! ieder heeft zijne eigene wijze van zijne bekommeringen te dragen, de uwe is… niet de mijne, maar ik wil trachten er mij aan te gewennen."

Ondanks den getroffen wapenstilstand (want wij durven het geen vasten vrede noemen) en den goeden wil van het meerendeel der aanzittenden, bleef er een strakke en sombere toon heerschen bij dezen maaltijd. Ieder had zijne zijne eigene zorgen, zijne eigene vermoedens, zijne eigene bezwaren, hoewel ze alle liepen over hetzelfde voorwerp, maar niemand durfde ze lucht geven, uit vreeze van de hartstochtelijkheid der overigen gaande te maken, en de enkele pogingen die er gedaan werden om een schijn van gezelligheid te doen heerschen, werden zoo slecht ondersteund, dat zelfs de goede Aart Amelisz de nuttelooze in spanning moede, zich aan zijne eigene gedachten overgaf en niemand meer het gespannen stilzwijgen afbrak, totdat men Jacobus Prouninck op eens hoorde uitroepen:

»God lof! daar komt iemand de trap op, ik hoor den stap van mijn broeder!" en opspringende ging hij haastig naar de deur, en opende die.

De la Rivière hief de oogen ten Hemel. De Burgemeester kon niet blijven zitten. Het scheelde weinig of Prouninck wierp de deur weer toe van schrik, toen hij zijn broeder alleen de trap zag opkomen.

»Alleen! waar is hij? Wat is hem overkomen? Waarom alleen!" riepen allen gelijktijdig en in verwarring, bleek van een schrik, die toenam, daar ze zagen dat Hendrik zelf zeer ontdaan was en verlegen scheen hoe aan te vangen.