Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/70

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Hij is omgekomen!" riep de Burgemeester de handen boven het hoofd samenwringende. De la Rivière alleen had geen kreet geslaakt; het was of zijne spraak was belemmerd, hij vroeg niets, hij bewoog zich niet, slechts bleef hij Hendrik strak aanzien, als zou hij hetgeen hem noodig was te weten uit diens gelaat kunnen lezen. Deze begreep echter dat hij spreken moest.

»Niets is hem overkomen… niets kwaads, mijne Heeren!" riep hij zoo schielijk als hij konde, »onze Graaf is vroolijk en wel…"

»Dan is hij heel anders dan wij!" bromde Zwaerdecroon tusschen de tanden.

»En waar hij is, is hij veilig en tevreden," voegde Hendrik er aarzelend bij…

»Waar voor den duivel waar is hij dan?" vroeg de Burgemeester driftig.

»Sta me een oogenblik rust toe, Achtbare Heer! ik heb hard geloopen, ik ben moede… ademloos en dorstig," eindigde hij met een blik op den gevulden roemer, die voor zijn broeder stond, deze haastte zich hem dien aan te bieden.

Eenige oogenblikken daarna gaf Hendrik zijn relaas van het voorgevallene met Floris, wel met alle verschooning, doch naar de waarheid, en eindigde met het verlangen van den jongen Graaf mede te deelen, dat men hem later zijn paard zoude zen den tot den terugtocht naar Leiden.

»Ja, ik zal paarden zenden en zonder marren, daar kan hij zeker van zijn!" riep de Burgemeester, die nu van alle zorg en angst ontheven, omtrent het lichamelijke welvaren en de veiligheid van zijn pupil, oversloeg tot een gevoel van spijt over de ijdele angsten, die hij had doorgestaan, en van wrevel tegen hem, die ze veroorzaakt had, »Monsieur de la Rivière zoudt ge niet zelf gaan?"

»Ik… zelf! wat bedoelt gij?" vroeg de Fransche edelman, die met den eenen arm op de tafel leunende en met het hoofd rustende op de vlakke hand, in diep gepeins verzonken scheen.

»Gij hebt dan geslapen, mijnheer! dat gij nog droomt. Ik bedoel of gij niet mee zoudt gaan om den jongen Graaf van den molen af te halen?"

»Floris van dien molen afhalen, nu! en dat waarom?"

»Wel, om hem hier terug te hebben, en dan naar Leiden