Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/159

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— De aanleiding van ’t geschil is mij niet helder; maar dit weet ik, Monseigneur! de Ridder de l’Espine is geene satisfactie schuldig aan dezen man, zelfs al had hij hem wat ruw behandeld; ’t is niet eens een deftig burger, ’t is niets dan eene soort van leerling of bediende van den konstenaar, dien men hier herberg geeft, onder voorwendsel, dat hij een portret van de Koningin zal maken!

De l’Espine, wel wat onaangenaam verrast over die verklaring, want alles bracht er hem toe Diedrik voor een man van opvoeding en geboorte te houden, zoo dan niet juist edelman, trok ietwat haastiger zijne hand uit die van Diedrik dan hij anders zou gedaan hebben, maar sprak toch:

— Mijnheer zij, wie hij zijn moge, zijne handelwijze heeft hem geadeld, en ik zal, hem iedere genoegdoening geven die hij wenscht.

— In trouwe, Mijnheer! ik wensch er geene andere dan deze ééne, met vrede te worden gelaten, zeide Diedrik.

— Dat is niet veeleischend voor ’t minst, zeide de l’Espine met een licht ironieken glimlach.

— Gij ziet het: deze persoon kenmerkt zich zelven! hij bekent zich niet fijn op het punt van eer.

— Er is eer en eer! Mevrouw de Markiezin de Sourdiac! sprak toen Diedrik vrij luid, terwijl hij haar naderde; de mijne acht ik niet te bestaan in een mensch om hals te brengen, wien ik gelukkig genoeg was voor eene doodelijke kwetsure te behoeden; maar zij bestaat in geene geheime aanslagen te maken tegen de eere van anderen, en als ik mij niet te zeer vergis, is dat eene opvatting van eere, die hofluiden wel eens averechts opnemen!

Mevrouw de Sourdiac, wier geweten haar op dit punt verwijten deed, die zelfs door geene zoo sterke toespeling behoefden opgewekt te worden, zou sterk gekleurd hebben, zoo zij niet ware geblanket geweest; maar zij had toch de vermetelheid te antwoorden: — Ik acht dat de konstenaar, uw Meester, die voor een origineel persoon wil doorgaan, zijn leerling africht op ongepaste aardigheden tegen lieden van qualiteit.

— Vergeef mij, Mevrouw! de eenige partij, die de heer Honthorst trekt van zijne leerlingen, is, dat hij ze soms tot werk-