Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/160

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zaamheden gebruikt, waartoe zijn eigen groot talent zich zwaarlijk leent… bij voorbeeld miniatuurschilderen, hernam Diedrik, die nu zoo dicht bij haar stond, dat hij hare trekken goed kon opmerken. Zij geraakte blijkbaar in verwarring en hij vervolgde zacht, nu werkelijk fluisterend:

— Of zoo gij bewijs wilt…

— Ik heb dat niet noodig, hernam zij in de uiterste verwarring, en op Lucienne ziende, als had deze kunnen raden dat het haar gold; daarop met een minzaam glimlachje Diedrik aanziende, vroeg zij hem zacht: — Moet ik daaruit verstaan, dat Mr. Honthorst niet zoo wars is als hij zich houdt van dames dienst te doen, en dat hij voor ’t minst U den last heeft gegeven om te doen wat hij zelf…

— Tot niets, Mevrouw! Meester Honthorst is buiten dit alles; weet intusschen dat… voorzichtigheid gebood hem te zwijgen. De l’Espine, sinds lang geheel weer bekomen, had het oog gericht op Mevrouw de Sourdiac, terwijl Diedrik zijne eerste scherpe woorden tot haar richtte; en of de waarschuwing van Honthorst hem inviel, of wel dat hij in de woorden van den jongen Hollander zelven de toespeling vond op iets verdachts,. hij ging op Mevrouw de Sourdiac toe en stond dus achter Diedrik, voordat deze geëindigd had, terwijl hij zeide:

— Ik vreeze, Mevrouw de Markiezin! dat gij bezig zijt een naïf en onbedreven jongmensch in eene gevaarlijke intrigue te verwikkelen; ik bidde u daarvan af te zien, want ik beschouw hem als een verbondsbroeder, totdat de uitkomst zal bewijzen, dat hij geen recht had tot het gedrag, dat hij tot hiertoe heeft gehouden.

— Daar kan gansch geene sprake zijn van een onschuldig jongmensch, beschermd door Mijnheer de l’Espine, te verwikkelen, in iets dat niet oorbaar zoude wezen, hernam de Markiezin ernstig; alleen kon datgene, wat ik met Mijnheer besprak, dienstig zijn, gewaande onschuld te ontmaskeren; en dit zeggende, zag ze met zooveel haat en bitterheid op Lucienne, die nu naast de Prinsessen Albertine en Louise zat en zacht met de laatste sprak, dat zelfs de Landgraaf van Hessen, die achter de dames stond, dien blik opmerkte.

Snel en scherp antwoordde de l’Espine, zeker om alle ver-