Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/390

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Zij moest gaan zitten, zoo werkte zijne heftige aandoening op haar terug.

— Ja, de Dogaresse! hernam zij; morgen avond zal ik plechtig verloofd worden aan den Doge.

— En gij zult u die verloving laten welgevallen, zonder weêrspraak, zonder een enkel beroep op de nobili, dat men dus de vrijheid hunner dochteren bindt?

— Ik zal mijne voogden en mijn Vorst gehoorzamen, zonder tegenspraak als zonder tegenzin, hernam zij luid.

— Het is zoo, er zijn geene vrije dochters der Lagunen meer! riep hij smartelijk, en daarbij — de Doge Nicolaas Trono is een man van dertig jaren, en, als ik mij wel herinner, een bevallig heer. — En daarbij een Prins! eindigde hij bitter .

— De Doge Nicolaas Trono is een heer van veertig jaar, sprak zij, de oogen neêrslaande voor zijn blik, en… Prins of eenvoudig patriciër, hij weet het… bij vrijheid van keuze zou hij de mijne niet zijn.

— En toch die onderwerping! durft gij het wagen uw hart dus te offeren? Kunt gij dan niet eenigen moed, niet eenige sterkte toon en?…

— En waartoe? vroeg zij met een zonderling vreemden blik, die wel iets had van dat listige, haren zusteren van Venetië zoo eigen. Waartoe? om in plaats van een edelmoedig en beschaafd Vorst, die mijn toestand kent, en waardeert wat ik hem zal kunnen geven, een jongen verwilderden patriciër of een uitlandschen bondgenoot van de republiek ten buit te worden? De eerste zou hartstocht voor hartstocht terugeischen, en de andere niet eens die weinige samenstemming met mij hebben, die ik nog bij Nicolaas Trono hoop te vinden. Waar ik toch mijne hand moest geven zonder mijn hart, is deze, dunkt mij, best vertrouwd in die van een man, dien ik niet enkel als edel Venetiaan, maar ook als edel mensch kenne.

— Maar waarom zonder uw hart? Wie zegt u dat niet later, en wellicht met instemming van Venetië’s vaderen, beide samen zich kunnen wegschenken, niet juist aan een verwilderden jongen patriciër, maar aan een edelen en beminnelijken uit de nobili? Waarom zou hunne liefde u niet zoeken mogen, en alleen de republiek uwe hand bieden moeten?