Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/419

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Gij hebt gelijk, signor Manfrede Malipieri, de signora Felicia is onschuldig, want zij heeft zich niet door een verleider laten schaken, maar zij is haar echtgenoot gevolgd, als de plicht was eener gemalin.

Het was de avogador del Comun, die zich met deze woorden bij de groep voegde.

— Niets is in dezen geschied dan op mijne voorkennis, ik neem dit paar in bescherming, en ik zal mij binnen vier en twintig uur verantwoorden voor den Raad der Veertigen en voor de signoria.

Allen traden eerbiedig terug, niemand begreep; maar ieder wist dat hij niet meer veroordeelen mocht wie deze man onschuldig verklaarde.

— Om Gods wil, Monsignor, fluisterde Manfrede hem in. Het is niet waar, het huwelijk is nog niet voltrokken, en zoo het eens niet meer mogelijk ware!

— Zwijg, het moet mogelijk zijn! Ziet gij dan niet dat het nu waar zijn moet?

— O! ik doorzie het vreeselijke net, dat men over mij heeft heengeworpen, sprak hij, zich de lippen verbijtende van eene woede, die hij niet luide durfde uitschreeuwen. Ik kan niet meer terug.

— Zeker niet! de Doge heeft zooeven openlijk van het balkon af het huwelijks-contract verscheurd, hernam de avogador luide, en Manfrede Malipieri geleidt nu veilig zijne gemalin naar haar paleis, of ontbreekt hem den moed haar de zijne te verklaren voor ’t volk en den adel van Venetië!

— Om Godswil dan! Felicia, vergeef mij, fluisterde Manfrede deze in. Voor mijn geluk, voor het uwe had ik mijn menschelijk gevoel niet geofferd, voor uwe eer moet ik het uiterste beproeven. Ik ben nu uw echtgenoot, eer het morgen is. Toen op een der trappen van het doge-paleis tredende met Felicia aan de hand, en de stem verheffende, riep hij tot het volk:

— Komt morgen ochtend Felicia Malipieri uw geluksgroet brengen in mijn paleis, in het oud-paleis van de Malipieri’s! Daarop voerde hij Felicia in het hare, maar betrad het niet; want hij ijlde midden door de volks-menigte heen, weer in de gondel, die hem wachtte.