Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/10

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

de dagelijksche waarachtige bekrachtiging is van het Goddelijk machtwoord, gesproken bij de Schepping: »Daar zij licht!"

»Waar het zoo licht is in de wereld der Natuur, mogen de menschen het niet donker maken voor elkander, en er is nog een beter licht dan dat van de zon: het licht van de Openbaring."

Dat nieuwe scheppingswoord, gesproken door den mond van een bezield en krachtig man, in den aanvang der 16º eeuw, klonk voort in alle Vorstenstaten van Europa, en zoude ook weêrgalm vinden in het Graafschap van Holland.

In 1521 zag een jonkman ook de zon opgaan; wij weten niet, of hij aan dit alles dacht; maar zeker moest het iets dergelijks zijn, wat hem met eene zachte geestdrift bezielde. Hij lag geknield op het hoogste punt van den golvenden zandgrond van waar men een ruim vergezicht had over den heerlijken omtrek. Er lag op het gelaat van dien jonkman eene roerende uitdrukking van bewondering en aanbidding: het is zoo, op zijne liefelijke trekken, bevallig en zacht, tot vrouwelijke weekheid toe, had een waas van dweepzucht haar onmiskenbaar zegel gedrukt; dan, het was niet die sombere dweepzucht, welke altijd neerziet in eenen duisteren afgrond, maar een mijmerend heenstaren naar eenen vriendelijken hemel. Het was de dweepzucht, die den dichter vormt; de dweepzucht, die verheft boven het lijden, die somtijds schade doet aan het lichaam, maar die de ziel altijd reinigt van den booze. Er schitterden tranen in zijn zachtblauw oog, terwijl hij heenstaarde naar de zonneschijf, wier glans te dwaas met aardsch metaal vergeleken wordt. Bleek was zijne gelaatstint, en toch kleurde eene zachte verrukking die wangen met een flauw blosje. Op het voorhoofd gescheiden, hing zijn sterk blond haar in fijne, dunne lokken langs den hals neder tot op de schouders. De kleine mond met den blijmoedigen glimlach, het hooge zachtgeronde voorhoofd met den fijnen Griekschen neus, was in de schoonste samenstemming met de zuivere omtrekken van dat gelaat, dat geheel de uitdrukking had, die een schilder zoude geven aan dat van den apostel Johannes, den beminnelijksten der Discipelen, dien de Heer lief had bij uitnemendheid. Hij hield de handen samengevouwen; hij bad. Zijn gebed was een diep en ernstig gebed;