Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/11

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dat werkelijk gemeenschap geeft met den hemel; een gebed, waarbij de gedachte de hulp der klanken niet noodig heeft, en waarbij het stamelen van duizelenden eerbied de hoogste welsprekendheid is. Eindelijk hief hij zich op. Toen had men eene teêre gestalte kunnen zien, bijna die van den knaap, wiens lichaamsbouw zich nog niet ten volle heeft ontwikkeld. Hij droeg, behalve de hozen en het wambuis der Duitsche jongelingen, nog een loshangend overkleed, langer en van donkerder stof dan men dit gewoonlijk droeg, eene zwarte zijden muts zonder veder, en in eenen eenvoudigen draagband eenen korten handdegen. Hij daalde het terpje af met trage schreden, als kostte het hem moeite, zich van die plek te verwijderen. Het was een treffend natuurtooneel, dat zich dáár aan hem vertoonde; onafhankelijk van het schitterende lichtspel des zonsopgangs, moesten Utrechts grijze torenspitsen, in het zuidwesten zichtbaar, moesten die burchten en kloosters in de verte, moesten die akkers en weilanden, welke toen reeds door de nijvere hand des Stichtschen landmans zoodanig werden bebouwd, moest dit alles, allengskens oprijzende uit eene nevel zee van dauw en dampen, bij eene lucht, wier vriendelijk blauw reeds eenen zoelen zomerdag voorspelde, werkelijk dien levendigen indruk maken op den jongen, onbedorven mensch, wiens gemoed niet verstompt is voor het ware schoon. Voortgaande op een smal voetpad, dat langs eene versch gemaaide weide heenliep, zag hij herhaalde malen om, met die zekere onrust van wie iemand verwacht, die niet aankomt; en zoo kunnen wij hem altijd volgen, tot waar hij, na een kwartier uur gaans te hebben afgelegd, eindelijk bij een huis is genaderd, dat het midden hield tusschen de boerenwoning dier eeuw en de burgerhuizing. Het was ook de welvermaarde herberg: de Landsvrouw Maria, zooals het bontbeschilderde uithangbord te kennen gaf; en er moest wel veel kwade wil zijn bij den aanschouwenden reiziger, om in dat donkerbruine beest, dat toch vier pooten had, niet een paard, in die opgeschikte vrouw niet de jonge Gravin Maria te herkennen, en in 't geheel, niet eene voorstelling te zien van den val, welke haar het leven kostte. Op den dorpel dier woning werd onze jonkman