Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/103

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Wilt toch niet scheiden als de stomme Heidenen,” riep de onverbeterlijke huiskapelaan, laat mij den tijd, om het benedicite uit te spreken.”

»De paap denkt waarachtig weer aan den gracie-wijn,” mompelde Wildebrand bij zich zelven.

»Neen, neen! wij willen geene zegening van Pater Luciaan!” riepen allen gezamenlijk. »Laat ons als vroede mannen elkander den beker van St. Geertensminne toebrengen, en trekken wij dan henen als vrienden en broeders!”

Zóó deden zij. Na elkander met dien oudvaderlijken heildronk eene goede reis te hebben toegewenscht, stormden zij de zaal uit, Ottelijne en Aernoud te gemoet, die nu aankwamen. Het was een korte, droge afscheidsgroet, die men wederzijds nam; want de Hopman meed eene verklaring te vragen, die de anderen zich ook niet haastten te geven. Ottelijne zag schuchter om naar haren Saksischen beschermeling. Vier menschen omringden hem en drukten hem beurtelings de hand tot een vaarwel. Hare beide oomen, de Kanonik van St. Salvador en de Deken der Goudsmeden, de rijke weduwe van heer Geraard en Jeroen van IJsselstein.

Op het breede voorplein stegen allen te paard, mannen en vrouwen, en toen zij wegtrokken van dit feest, zoo vaak afgewisseld door ernst en onverwachte voorvallen, waren zij allen ernstig en in zich zelven gekeerd, en niet als scheidden zij van den feestdisch! Ze voelden het duidelijk, dat deze dag niet voor hen geweest was als een andere; dat ze een denkbeeld meer hadden in de ziel, een denkbeeld, dat vruchtbaar kon zijn in groote gebeurtenissen, dat als een zaad onder hen gestrooid was van tallooze botsingen en woelingen en verdeeldheden, en dat ze den eersten toon hadden gehoord van eenen alarmkreet die misschien eenmaal eindigen zou in een krachtig jubelgeroep.

Nog terwijl Paul afscheid nam van zijne meest aandachtige toehoorders, trad hem Enriquez op zijde. »Om den wil en in den naam der Jonkvrouw, volg mij!” zeide hem deze, en zonder eene vraag liet hij zich voortleiden door den Page, die hem naar een klein, maar goed ingericht slaapvertrekje bracht in den zuidwestelijken toren van het huis. Het duurde nog lang eer