Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/106

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

tusschen hem en haar; want werkelijk, zoodra ze in Paul den Wittenbergschen Godgeleerde had ontdekt, was het haar vast besluit geworden, hem nader te leeren kennen. Zij had gehoord, nu niet voor het eerst, van Luther en van de groote gebeurtenissen in Duitschland, die Rome in onrust brachten; wat zij van die nieuwe leerstellingen had kunnen vangen en grijpen, had hare belangstelling in eene zoo hooge mate opgewekt, dat zij vurig wenschte er beter en meer geregeld van onderricht te worden. Zij was niet zoo onverschillig omtrent het bovenzinnelijke, als zij zich voordeed; zij was lang eene zeer lauwe Roomschgezinde geweest, en wat zij van de nieuwe denkbeelden had kunnen opvangen, had niet mede geholpen, om haar in het beuzelachtig bijgeloof te doen berusten, dat Pater Luciaan haar in walgelijke brabbeltaal voorpredikte als de waarachtige leere der zaligheid. Zijne kleingeestige bekrompenheid, die de verbasterde vormen verwisselde voor het wezen zijner Kerk, onteerde deze door zijnen kinderachtigen ijver. Ottelijne’s goede smaak werd aan hem geërgerd, te gelijk met haar gezond verstand. Want (en eindelijk wordt het tijd dit te zeggen) zij had recht, toen zij tot Aernoud sprak: »Ik ben niet als die anderen. Zij had veel vóór op vele vrouwen van haren tijd, en niet ééne van wie haar omringden, stond met haar gelijk in kennis, in geestbeschaving, in gevormd oordeel, in opgeklaarde denkwijze. Wij hebben het reeds kunnen opmerken in dat moedig heenzien boven de vooroordeelen van haren stand, waarmede zij Aernoud hare liefde schonk, en niet minder in die schrandere omzichtigheid, waarmede zij wist te vermijden eene fierheid te wonden, zoo licht kwetsbaar als de zijne; in dien geheelen afstand van zich zelve en van hare rechten, waarvan zij hem de verzekering gaf; in die verheven zachtmoedigheid, waarmede zij zijn zonderling karakter wist te leiden en zijne luimen te dragen; in die kiesche voorzorg, waarmede zij hare groote voorrechten wist te verbergen, om hem al den triomf der meerderheid te laten. En voorwaar, zooveel zelfverloochening leert de liefde de vrouw niet alleen; de liefhebbende vrouw moge haar willen, alleen de schrandere met den fijnen blik voert haar uit. Was het een gelukkige