Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/107

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

aanleg, die haar verder had opgevoerd dan menige andere, de omstandigheden hadden niet minder voor haar gedaan. Reeds hare moeder was eene vrouw van uitmuntende zielshoedanigheden, hoewel misdeeld naar het lichaam. Zwak van gestel, altijd lijdende, en misvormd, scheen de arme Jolente een leven vol vrouwelijken jammer te zijn voorbestemd; want zie, onder al die Edelen, welke op Heer Herbert’s rijke bezittingen vlamden, was er geen zoo schaamteloos baatzuchtig, om de hand te durven vragen eener Jonkvrouw, wier naam ten spreekwoord was geworden van ongemeene leelijkheid, of zoo ze het hadden gewaagd, zij zelve zou ze doorgrond hebben en met minachting afgewezen. Onder zulke vooruitzichten moest zij zich eene afwisseling zoeken van de gewone onbeduidende bezigheden en levenswijze der andere vrouwen. Zij wendde het oog zoekend rond; en zag de wetenschappen dáár, de schoone kunsten, als troostende zusters eener ziel, die behoefte heeft aan afleiding. Heer Herbert, die gaarne alles deed, om zijn arm kind het lot te verzachten, beperkte haar niet in zoo redelijke wenschen. Onder de mannen, die zij als leermeesters tot zich riep, was er één, die meer werd dan dat: een jeugdig geleerde uit den kleinen adel, maar met een hoogedel hart, die zijne leerling wist te begrijpen in al den rijkdom harer liefelijkheid, en die niet terugschrikte voor den vorm, waarin zoo schoon een ziel was gevat. Zijne liefde moest wel groot zijn, om te hebben kunnen zegevieren over het ziekelijk wantrouwen, dat haar natuurlijk eigen was. Toen de jongelieden elkander hadden verstaan, wenschten beiden het huwelijk. Jolente’s vader gaf zijne toestemming, doch met al den tegenzin der afkeuring. Zij zoude den naam des echtgenoots niet openlijk voeren. Het huwelijk moest een streng geheim blijven voor de wereld. Hij wilde zijne dochter niet afstaan aan den gemaal, en ook het samenzijn met den schoonzoon was hem hinderlijk, en het verblijf op Lauernesse werd dezen zóó pijnlijk, dat hij de geliefde vrouw slechts zeldzaam en na lange tusschenpoozen bezocht. Onder dit alles leed de arme Jolente meer, dan ze klaagde. Ze verborg het dien beiden mannen, hoezeer zij het slachtoffer werd van hunne onverdraagzaamheid: van den vader, die laag neerzag op den man