Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/117

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

val tegen de aflaten, door Tetzel’s onbezonnen hebzucht en slecht beraden ijver met ergerlijke kwistigheid veil geboden allengskens diepere grepen had gedaan in het verward samen: stel van menschelijke uitvindingen, dat toenmaals het Christendom vertegenwoordigde; dat hij daarbij de Geestelijkheid niet had kunnen sparen, omdat zij haar bestaan en eere van die uitvindingen had afhankelijk gemaakt; hoe de Geestelijkheid, die in hem slechts haren hervormer had moeten zien, hem haren moordenaar had genoemd, en hem met bits hoongekrijsch had verketterd; dat hij het Hoofd der Kerk en het Hof van Rome zeker hard was gevallen, maar omdat de Hoofden der Kerk opgehouden hadden de hoeders der Kerk te zijn, omdat ze aanspraak maakten op den rang, de waardigheid en de heiligheid der Apostelen, zonder zich de moeite te geven, ééne enkele van derzelver eenvoudige deugden na. te volgen, zonder der Gemeente eenen zweem dier liefde en trouwe te toonen, die gene gekenmerkt had; omdat zij zich stelden in de plaats van den visscher Petrus, terwijl zij eerbewijzing en hulde eischten boven Keizers, en terwijl zij niet eenmaal afstand deden van ééne vorstelijke ondeugd of van ééne vorstelijke weelde. Daar behoefde wel niet veel overredingskracht toe, om Ottelijne van dit alles te overtuigen haar die reeds goed op die waarheden was voorbereid. Eerst toen Paul Luther had verdedigd, toen hij achting had afgedwongen voor den leeraar, begon hij te spreken van de leer, die van hem uitging. Wel verzekerd, dat hij hier niet te kampen had met de vooroordeelen, die Luther’s vinnigen woordengeesel vorderden, sprak hij de zachtere taal van den oprichtenden Melanchton; Melanchton, de zonzijde van Luther; de liefelijke milde, die balsemde, waar de Hervormer sloeg; de Timotheus van dezen Paulus; de zachte dauw, die besprengde, wat de zaaier had gezaaid; de welsprekende trooster, die oprichtte, wat de boetprediker had neergedrukt; de lichtstraal, die Luther verheerlijkte, die aan zijne ruwe vormen de zachte rondingen gaf eener fijnere beschaving; die uitgestrekter kennis voegde bij meer medelijden met onwetendheid; in ijver den meester gelijk, maar meer naar wijziging strevende dan naar verwerping; die nog helderder zag,