Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/124

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

van zijn leven, liet zijner weduwe en hare vier kinderen, behalve een vermogen, dat voor eenen burger waarlijk aanzienlijk kon heeten, eene wel vermaarde trijpfabriek achter, die hij reeds in bloei geërfd had van zijnen vader, en welker voortbrengselen onder den naam van Utrechtsch fluweel, door gansch Vlaanderen en tot in Frankrijk toe gewild waren. Maar nu Reinier zoo plotseling wegstierf, was er niemand dáár, om de leiding dier belangvolle zaak op zich te nemen. Aernoud studeerde toenmaals te Leuven, en hij had daarenboven noch den lust, noch de geschiktheid voor die taak. De jongere broeder zoude daarin wel worden opgeleid; dan, hij was slechts een knaap. Johanna nam de mannelijke taak in de vaste hand. Zij stelde zich aan het hoofd der onderneming, niet zonder een helder inzien van de tallooze moeielijkheden, waarmede zij zoude te kampen hebben. Zij overwon ze zoo wel, dat de fabriek bloeide onder haar bestuur, als onder dat van den vader, en zij oogstte den dank in van al hare bloedverwanten en de achting van ieder onbaatzuchtig medeburger. In den loop van het eerste jaar, waarin zij de zaken dreef, kwam de tweede zoon van een voornaam Antwerpsch handelshuis zelf te Utrecht belangrijke bestellingen doen. Met de Hollandsche gastvrijheid en de nog slechte inrichting der herbergen, die niet veel beter waren dan taphuizen en badstoven, werd hem huisvesting aangeboden in de woning der weduwe Bakelsze; met een zichtbaar welgevallen nam hij die aan, en werd er spoedig niet anders beschouwd dan als een lid des huisgezins. De Antwerpenaar had eene slanke, mannelijke gestalte, een innemend gelaat, en vergat niet door eenen uitstekend weelderigen en smaakvollen dosch, de voordeelen van zijn uiterlijk nog meer te doen schitteren. Dat zoude toch niet de wijze zijn geweest, om hem Johanna’s hart te winnen, zoo niet een fijn begaafde en rijk gesierde geest die vergezeld had, en al de schijn van eene gevoelvolle ziel ze had ondersteund. Nu dit alles het zijne wast of scheen, had hij niet veel kunstenarijen noodig, om het hartstochtelijke meisje, dat toen nog in onverwelkte schoonheid pronkte, geheel voor zich te doen ontvlammen. Johanna’s hart was het zijne, eer zij zelve nog wist, dat zij het verloren had.