Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/14

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Vader! Vader!" riep het meisje, en een traan blonk in haar oog.

»Nu dit nog, dat hij met zijne vreemde fleemtaal u het hoofd verbijsterd heeft," sprak de vader, rood van ergernis over dit bewijs harer deelneming in iemand, die zoo weinig het geluk had hem te behagen.

» Vader! gij verzaakt de billijkheid, met zóó te zeggen: Kre lis Louwen heeft mijn woord en ik denk aan geen ander, en Meester Paul spreekt nooit zulke onvertogen woorden tot mij als de Prior van St. Marie, wanneer die hier afstapt. Alleen ik heb hart voor hem, omdat hij zoo geestig weet te vertellen uit.. uit... ja ik geloof, dat hij het leest uit de Duitsche legendeboeken. En ik zeg u. Vader! dat gij hem zoo hard niet zoudt vallen, indien gij wist, dat hij evenveel carolusguldens te verteren had, als wij nu penningen bij hem vermoeden." — En waarschijnlijk geen antwoord wenschende op eene zoo scherpe aanmerking, die haar, ondanks haar zelve, ontvallen was, liep Stijntje het woonvertrek uit, de gelagkamer in en plaatste zich daarop in de huisdeur, om haren beschermeling af te wachten.

»Met vrouwen is waarachtig geen praten," bromde nu Barendz bij zich zelven; » dat heeft eene tong, dat is scherp, dat stuift op, en dat is slim genoeg, om te zien, waar het hem eigenlijk schort. 't Is zoo, had de snaak nog eene goede pakkaadje bij zich; maar, och arme, een bundeltje! ik geloof, bij mijn' Patroon! dat het niets anders dan boeken zijn. Boeken! ik wilde toch wel eens weten, waar boeken nuttig voor waren. Maar nu staat het vast, ondanks Stijntje en haar gekijf, ondanks Stijntje en haar gegrien, de vreemdeling zal mijne deur uit en dat nog wel vóór den noen. " Met dit heusche voornemen was het, dat de waard zijnen gast een zoo hoffelijk gelaat toonde.

Wij hebben de andere lieden vergeten, die later waren binnengekomen. Het waren vijf monniken. Zij droegen het ordekleed der Capucijnen. Zij hadden plaats genomen aan eene kleinere tafel, dicht bij het smalle venster met kleine in lood gevatte ruiten, mogelijk opdat het te lichter mocht zijn bij hun spel: want zij hadden dobbelsteenen en een verkeerbord geëischt, en vingen aan te spelen met de graagte van eenen uitgevaste,