Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/178

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

lijk en rustiglijk kan voortgaan, en het niet op te geven voor een ander, dat alleen misschien goed zou kunnen wezen. O! om Gods wil! Ottelijne! waag uw geluk op deze wereld, en uwe hoop voor eene toekomstige, niet aan een onzeker misschien!… Spreek, Ottelijne, zegt dat verschil tusschen eenen monnik en de Kerk u zooveel, ziet gij daarin zooveel voordeel voor u, om al het genot uwer prille jonkheid, al de vreugde uws levens, elke wereldsche eer, de zaligheden van het echtelijk heil met eenen geliefden gemaal, de wenschelijke aangenaamheid van moeder te zijn, alles, alles! er voor te geven? De opgewondenheid geeft u nu moed voor het oogenblik, moed tegen elk verlies en tegen elken strijd; maar zult gij dien altijd blijven behouden, gij, zwakke vrouw! ook dan, als de geestdrift koud is geworden, en de zielskracht verlamd is onder de slagen? Want zij wachten u, Ottelijne! felle, snerpende slagen, dof ratelende onweersbuien, die zeker nederkomen op uw hoofd. De Kerk heeft Luther uitgesloten van hare gemeenschap, en heeft hem weggestooten uit haren schoot; diezelfde vloek treft even zeker allen, die hem volgen zullen. Maar Luther is een forsch man, die zich heeft heengezet over alles, die aanval met aanval vergeldt, die zijn trots zal opgericht houden en zijnen eigenwaan sterken, die niets meer te verliezen heeft, en die alleen maar winnen kan als hij voortgaat; maar gij, teedere en zedige maagd! zal u dat niet treffen, als alles u verlaten zal en allen? Als u de toegang verboden wordt tot Gods heiligdommen, als de vromen u zullen ontwijken, als uwe naaste verwanten u zullen schuwen: wat blijft u dan, om u te sterken en op te richten? Zal dan de enkele gedachte: »ik ben Lutherane!” ” u een zoo groote troost zijn? Hebt gij trots, die u zal opwinden, of wraak, die u zal aanvuren, of zult gij iets te. winnen hebben, dat u behoeden zal voor nederzinken? Kies nu, Ottelijne! want gij staat op het scheidspunt van uwen levensweg; gij moet teruggaan of voorwaarts: eene enkele schrede terug leidt u naar geluk en rust en vrede en heil; de andere, die voorwaarts gaat, jaagt u in onrust, in ellende, in al wat vreeselijk is, verder! altijd verder! altijd dieper tot aan het eind! O alle goede Heiligen! het eind! — beeft gij niet, Ottelijne! het eind!”