Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/179

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Werkelijk zat zij bevende dáár, de arme, aangevallen beurtelings met drogredenen en met schrikwekkende voorspellingen, snikkend en bevend zat zij dáár: want nog meer de herinnering dan de toekomst maakte het haar bang. Zij had reeds alles verloren, en het verlies was nog zoo versch! en ieder woord van dien man deed haar zien, dat het onherstelbaar moest zijn; want ja, dat voelde zij in zich, diep en met onweerstaanbare overtuiging, zij moest dat alles opofferen, zij moest volharden, en het was nog iets beters dan een naam of eene leus, die Paul haar had gebracht. Maar weerleggen… van den persoon en de leer, die men aanviel, wist ze genoeg om zelve te gelooven, maar niet genoeg om het ongeloof van eenen ander te bestrijden, bovenal zoo die andere de Vicaris was, en zij weerlegde den Vicaris niet. Eene vrouw, die zwijgt, omdat zij haar gevoelen niet weet te verdedigen, heeft het daarom nog niet opgegeven; integendeel, het hecht zich vaster in hare ziel, het wordt haar duidelijker en meer dierbaar naar mate zij er zich dieper in verbergt.

Zoo ook Ottelijne. Onder haar snikken riep zij alleen slechts: »ware Paul hier!” niet alsof zij weifelde, maar alsof deze alleen volkomen rekenschap zoude kunnen geven van hare standvastigheid.

»Luister, dochterken!” hervatte de Vicaris, en nam hare hand. »Eene enkele belofte aan mij, eene enkele boete voor God, en de dwaling, de misstap uit zwakheid en uit verwarring is vergeven. »Het gebeurde op Lauernesse kan geheim blijven; wie de verholen prediking hebben bijgewoond, moeten en zullen zwijgen, om huns zelfs wil. Pater Luciaan’s luide kreten doet onze Hoogwaardige Heere verstommen onder eene weldaad of onder eene bestraffing. Een jonger mensch van helder inzicht, die u beter zal weten te stichten en zeker wel gevallig zal zijn, vervangt hem in uw huis…”

»En Paul?” vroeg Ottelijne, op wier gelaat men niet eens besluiteloosheid las.

»Paul’s lot hangt af van hem zelven. Hem wacht eene groote toekomst, eene schitterende lotsbestemming, of… smaadheid en zielesmart — hij moet kiezen tusschen die beide…”