Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/183

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Ik moest, Heer! ik moest,” antwoordde Paul, terugtredende met zichtbare teleurstelling; maar toch voegde hij er met vastheid bij: »Een, sterker dan ik, drong mij tot spreken; ik had mijne roeping moeten verloochenen zoo ik gezwegen had, en dat mocht zelfs gij niet van mij eischen, en dat heeft de groote Zwarte [1] mij niet geleerd!”

»O mijn Philip!” riep de Vicaris, zich de oogen bedekkende met de hand, »gij weet niet, wat gij mij hebt toegebracht! Meent gij dan waarlijk wél te doen? Arme Paul!” vervolgde hij daarna bewogen, »ja, ik weet het, gij moest, gij zijt ook werktuig. Ik vergeef u! Geloofd zijn de Heiligen, dat gij u zelven nog niet verder in gevaar hebt gebracht! Personen, die een ernstig belang in u stellen, danken er den Hemel voor. En nu, volg mij snel: gij hebt op mij gewacht, ik kom u afhalen.”

»U volgen, Heer! nu?” hernam Paul, »helaas! het is te laat! gij weet niet…”

»Ik weet alles, jonkman! zelfs dat, wat gij niet gissen kunt…”

»Haar mag ik niet verlaten in deze oogenblikken. Ik heb nu plichten te volbrengen, die mij beletten de wegen van anderen te gaan, zelfs al waren het die van eenen beschermer als Uw Eerwaarde.”

»Gij moet mij volgen, jongeling!” sprak Boudewijn met gezag. »Het geheim, dat rust op uwe afkomst, kon misschien…”

»Al moest het worden opgehelderd, zou ik de lage eigenbatelijkheid stellen boven mijn heilig werk?”

»Melanchton, die uw meester is, heeft u toevertrouwd aan mijne hoede.”

»En toch, zoo hij hier ware, weet ik, hoe hij beslissen zoude!”

»Nog vraag ik, jonge geestdrijver! weet, dat ik ook kan bevelen!”

»Doe dat niet, Heer! want het zou mij hard vallen u ongehoorzaam te zijn.”

»Het is eene machtige bescherming, die gij van u stoot, en in waarheid, gij kunt die noodig hebben in deze gewesten.”

  1. Zinspeling op den Griekschen naam van Melanchton.