Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/196

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

korte kennismaking met hare dochter; maar daarentegen waren de Corneliszen, vader en zoon, en oom, zoo goed bekend en van eene zoo gunstige zijde, dat het Laurens niet moeilijk viel, ook dáárover de goede vrouw heen te helpen. De liefde maakt zoo welsprekend! »Welnu dan,” sprak zij, »als gij van zoo eerlijke gezindheid zijt, en nevens de goede vooruitzichten, waarvan gij spreekt, de toestemming hebt van uwen gezegden Heer oom, aan al hetwelk ik niet twijfel, aanziende uwe oprechtheid en rondigheid, wil ik u gulhartig betuigen, dat ik een zoodanig rustig jongeling voor mijn dochterken tot man heb gewenscht; en toch wondert het mij zonderling, dat mijn lustig Aafke een zoo statig en stemmig gezel, als gij, tot liefste heeft gekozen, schoon het ook waar is, dat wij, vrouwen, kloeke achtbaarheid in den man meer prijzen, dan ijdeltuitige zottelijkheid, en daarom wenschte ik wel, dat Hugo…”

Het was alsof die lofspraak op den ernst van zijn karakter, en die toestemming, die zoo gulweg van hare lippen gleden, den jongeling iets in het geheugen riepen; ten minste hij wreef zich over het voorhoofd, als iemand, die iets meent te zeggen, dat hem moeite kost. Toen sprak hij, als bij zich zelven: »Neen! het zou kwade trouw zijn, looselijk te verzwijgen, wat te weten zij recht heeft. Luister, vrouw Reiniersz! Mijn Aafke weet het en acht mij daarom niet slimmer: die stemmigheid, die gij in mij prijst, is het gevolg van… neen, het is nu de stond niet om dit alles breed en omstandiglijk te verklaren — weet alleen, dat ik mij heb begeven tot de onderzoekinge…” Eensklaps bleef hij in zijne rede steken, zooals de andere ook ophield te hooren, want met eenen enkelen geweldigen stoot werd de huisdeur opengeduwd (na het binnenkomen der jongelieden was ze gesloten geworden), en een man stortte binnen, die zich nederwierp op de eerste zitbank, die hem in het oog viel, en dáár zitten bleef met gebogen hoofd en slap neerhangende armen, zonder een enkel woord te uiten: een sprekend beeld van overspannen lichaamsvermoeiing of van wanhopige smart.

»Algoede Heiligen! Aernoud!” riep vrouw Reiniersz.

Zeker was het Aernoud, maar het moest ook juist eene moeder zijn, die hem op het eerste gezicht zoude herkennen, zóó weinig