Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/218

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

schuwd door eene partij, die allengskens de meerderheid kreeg. Hij las het in den duisteren blik, waarmede menigeen hem den groet schonk, dien men hem niet durfde onthouden; hij merkte het op in het schuw ter zijde gaan als hij naderde, in het plotseling zwijgen als men hem dicht bij zag; tot onder zijne krijgslieden toe vond hij geheime vijandschap en wantrouwen; en hij was van die menschen, die de hardheid verhardde en de bitsheid bitser maakte, en bij wie afkeer stuitte op trots. Zoo voelde de ongelukkige zich dagelijks eenzamer, en minder geneigd anderen te verdragen, gelijk zij hem onverdragelijk vonden. Al wat er bitters en scherps was in zijne ziel, al wat er hards en bijtends was in zijnen geest, werd immer, meer aangeprikkeld en gespitst; en dat gemoed, dat het geluk en de liefde hadden kunnen week maken en effenen, was door lijden en haat eene puntige rots geworden, waarop voortaan iedere zachtere aandoening schipbreuk zoude lijden. Wij hebben het noodig geacht zijnen zielstoestand een weinig te ontleden, om wat verder volgen moet, aan de juiste drijfveeren te zien toegeschreven.

Wij hebben laten doorschemeren, dat door hem van tijd tot tijd pogingen werden aangewend, om de sectenmakers van Luther op te sporen, en ze ter straffe over te leveren, anderen ten voorbeeld. In gemoede meende hij het zijn plicht, als rechtzinnig Katholiek, als gezworen dienaar van dien Keizer, die, bij een streng bevelschrift, van ieder zijner getrouwen had geëischt: »medewerking tot het rein houden van der Kerstenen wet van alle ketterije ofte suspicie van ketterije;” en wat zijne persoonlijke grieve daar voor ijver inmengde, begrijpt ieder, die zich mensch voelt, en zich herinnert, wat hij er door leed en verloor. Bijna was het hem ééns gelukt, zijnen Vorst, zijner Kerk en zich zelven eene veelbeduidende genoegdoening te verschaffen. Het was op eenen avond in de stad Amsterdam. Zijne plichten als Hopman hadden hem derwaarts gevoerd; hij moest van den Stedelijken Raad de vergunning vragen met zijn krijgsvolk hun rechtsgebied te mogen overtrekken. Hij verkreeg die vergunning; maar het was te laat geworden, om nog dienzelfden dag naar Dortdrecht terug te keeren. Vreemdeling