Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/235

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dikt als waarheid; dat ik ten aanzien van al deze leden der nieuwe Gemeente, en voor het aangezicht van eene stervende, die daarmede tegen mij getuigen zoude bij God, mijnen Heer, zou verloochenen en Zijn Heilig Evangelie; dat ik handel zoude drijven met mijn geweten en met de rust dergenen, die zich aan mij hebben toevertrouwd, al ware het dan ook om twist te mijden en bitterheid!” Toen drukte hij zegenend de rechterhand op het voorhoofd der weduwe, terwijl hij plechtig voortging: »neen, sterf gerust op het Woord, dat ik u verkondigd heb, het voert tot zaligheid!” En daarop plaatste hij zich naast Aernoud als te zijner beschikking.

Men zag het de anderen aan, dat ze herleefden, en geroerd waren door eene taal, kalm en waardig als deze, toch sidderde meer dan één hunner, want de oogen des Hopmans flikkerden als fakkels, en het was hem aan te zien, dat alleen opgekropte drift hem de lippen boeide. »Zonder marren voort dan!” riep hij eindelijk met moeite uit, den jongeling met zich sleurende, maar het stond niet meer aan hem de plaats te verlaten naar eigen wil, zoo als hij er gekomen was, want het was Aafke, die hem bij zijn kleed hield, het was Ottelijne, die smeekend zijne knieën omvatte. Hij sprak haren naam uit, zacht en geroerd; maar toch wendde hij zich snel af, als ware dat een schandelijk toegeven aan zijn gevoel, en hervatte luider: »Vrouw! sinds ik verleeren moest u te minnen, heb ik verleerd u te kennen,” en daarbij scheurde hij zich schielijk van haar los, tot ze wankelend nederviel. Hij zag niet om! een zacht gekreun der stervende alleen bewees het aandeel, dat zij nam in dit tooneel.

Hij zag niet om! Hij repte zich voort. Nu echter traden Hugo en Laurens hem in den weg. »Hindert mij niet, ongelukkigen! de tijd is te kostelijk. De verdoemenis mijner moeder of uw leven, ketters! denkt niet, dat ik aarzele,” en een uitgetrokken degen flonkerde in zijne hand.

»Mijn God! waarmede heb ik zulk een sterfbed verdiend?” riep de kranke, wier levensgeesten als opgewekt werden door de hartverscheurende smart zelve. Toen met de inspanning van hare laatste krachten zich overeind richtende, ondanks de