Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/245

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

vijanden. Vijand! Karel van Egmond, vijand van Philips van Bourgondië… dat luidt als heiligschennis, dat luidt als eene bespotting van eene gedeelde hostie! als een schimp op een eerlijk ridderwoord! Karel! Karel! wij hadden nooit vijanden moeten zijn. Wat hadt gij noodig u te mengen in den twist mijner gehoorigen!… Maar wat spreek ik? is de Hertog van Gelderland niet gansch iets anders, dan de jeugdige gijzelaar Karel? Is Philips, de Bisschop van Utrecht, dezelfde met Philips. den Edelman aan het Hof van Gent? Of was het niet kinderen dwaasheid en jongelings vermetelheid, een verbond te sluiten tusschen den zoon van Bourgondië en den zoon van Gelre:” Ziet men ooit de welpen van leeuwen tijger gepaard samen gaan? ziet men ooit valk en havik vredig opstijgen in de lucht?…” En weder na eenigen tijd vervolgde de Bisschop: »Mijn volk weet niet, hoe die onzalige twist en die krijg, die volgen zal, mij nog dieper gaan, dan ik toon en mag! En hij? Zou het hem leed zijn? Ik wil het weten! ik wil weten, of er onder den Hertog nog iets van den mensch schuilt — daar toe… zal mij Paul dienen, en zoo niet…” Plotseling zweeg Philips en nam eene deftige houding aan; want de deur van zijne zaal werd geopend en iemand trad binnen. Het was zeker de verwachte niet, want de Bisschop stond verrast van zijnen zetel op, terwijl hij uitriep:

»Bij St. Maarten! wat mommerij! is dit eene vrouw?”

»Lacy, ja! Hoogwaardige Heer! en mocht ze niet onwelkom zijn, schoon wel ongebeden!” antwoordde de vrouw, zich aan zijne voeten werpende.

De Page, die haar had binnengeleid, was blijven staan en zag schroomvallig naar zijnen meester op, als om uit te vorschen, hoe die overrompeling opgenomen werd.

»De Vrouwe van Lauernesse had eene zoo sterke begeerte om uwe Hoogwaardigheid te zien,” sprak hij verontschuldigend,… »en aanmerkende haren rang en dat ze van uwe maagschap was, durfde ik niet weigeren.”

Werkelijk was het Ottelijne; maar de lange falie van zwarte zijde, die ze nog toegeslagen hield, vermomde haar de gestalte en het gelaat.