Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/267

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Het was merkwaardig, hoezeer een geest van verdraagzaambeid plotseling onder die Edelen oprees. Sommigen behielden zich voor, de vrouw na het huwelijk te bekeeren: een vrome ijver, waarvan ze tot hiertoe niets blijken lieten aan de jonkvrouw. Weder anderen durfden wel niet openlijk het Lutheranisme goedkeuren, maar heimelijk toch was Ottelijne er hun te dierbaarder om, en zij lieten het haar zelve niet onduidelijk blijken: het was immers eene aanspraak op hare onderscheiding. Zelfs al was het hart der Jonkvrouw niet zoo geheel vervuld geweest met het gevoel voor eenen anderen, toch zoude haar schrandere blik de laaggeestigheid dier meeste aanzoeken hebben doorzien en de zwakheid der anderen beklaagd; met moed en met vriendelijke waardigheid wees zij ze allen terug, allen, allen, en de vastheid, waarmede zij het durfde, bewees; hoezeer ze waarlijk besloten was. Het verbitterde velen… maar zij was vrijmachtige meesteresse harer daden, onafhankelijk, door vermogen en rang, en… veilig tegen openlijke aanvallenof heimelijke lagen, door de bescherming van den Bisschop, die tot twee malen toe beschuldigingen, tegen haar ingebracht, met toorn en verachting had afgewezen, en die haar in het geheim telkens liet vermanen tot omzichtigheid. Zijne goedheid en voorzorg gingen zelfs zóó verre, dat hij zijn kapelaan Gerard van Nimwegen van tijd tot tijd bij haar zond, een man van onverdachte rechtzinnigheid, die helder genoeg zag om verdraagzaam te zijn, en wiens tegenwoordigheid voor de wereld als eene ontkenning was van de gevaarlijke verdenking van ketterij en Lutherdom, die voortaan rustte op het Huis Lauernesse. Noviomagus was een geletterd en onbevooroordeeld man, die gaarne en veel met Ottelijne sprak, en zijn later gedrag doet vermoeden, dat hij meer bekeerling werd dan bekeerder, vooral ook omdat sinds eenigen tijd een man van fijne geleerdheid en van machtige overreding, en die geheel overhelde naar de nieuwe Godsdienstbegrippen, de pogingen der Jonkvrouw kwam steunen. De jeugdige en beminnelijke Willem de Volder, die toenmaals nog door geene betrekking gebonden, zich veelal te Utrecht ophield, bezocht Ottelijne van tijd tot tijd. Wij herinneren ons, dat hij reeds vroeger in behoefte aan reinere