Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/270

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

maar bemind zeker niet; zijne stugheid en ernst schrikten de vroolijke, levenslustige jongelingen af, zij naderden hem zelden, en zijn schuwe trots, die altijd terugzetting vreesde, hield hem op fieren afstand van hunnen vroolijken kring. Zijne minderen zocht hij niet, hunne laagheid of bekrompenheid stuitte hem: dat waren de menschen niet, met wie hij leven kon; toch moest hij zich aansluiten aan menschen, om door hen gekend te worden en verhoogd. Hij wendde zich tot de Geestelijkheid. Zijne ijdelheid voelde zich minder gekrenkt, zoo zij te buigen had voor de vertegenwoordigers der Goddelijke, dan voor die der aardsche macht, en te lichter viel het hem, daar de hulde aan eenen Priester gebracht, zelfs in geen Vorstelijk oog vernederen konde, en eenen invloed beloofde, die tegen vorstenmacht, konde opwegen. De Priesterschap is geene ondankbare meesteres, zij beloont gaarne en veel wie haar bewierookt, en zoo Aernoud in hare kaste had willen intreden, snel en gemakkelijk had hij zich onder hen tot hooge waardigheden verheven gezien. Maar hij kende zich te jong van hart, om zich aan eenen stand te wijden, die van de heiligste banden des samenlevens uitsloot. Van die nauwere verbintenissen met de gewijden van Rome had de jonge man die strenge vasthoudendheid aan de begrippen van het Katholicisme ingezogen; dat vaste geloof aan het noodzakelijke der kerkelijke instellingen, waarvan zijn helder verstand, zonderdat, het gebrekkelijke en onvoldoende niet zou miskend hebben; dat lijdelijk overgeven aan hare beslissingen en dat waarachtig vertrouwen op hare heiligheid en onfeilbaarheid, dat later eenen zoo noodlottigen invloed zoude uitoefenen op zijn leven. Met hen viel de Staat, had men hem gepredikt; hij wachtte zijne verheffing van de hooge machten in den Staat; hij klemde zich aan Rome vast, met wegstooten van alles, wat hem daarvan konde afrukken. Eene secte staat op, die Rome aanvalt; die alle menschen gelijken rang geeft voor God; die, als noodwendig gevolg harer prediking, laag leert neerzien op wereldsche onderscheidingen; die de Kerk scheidt van den Staat. Hij is bijgevolg de natuurlijke vijand van die secte. Met die denkbeelden rotsvast in het hoofd, met eene verterende eerzucht in de borst, keert hij uit het studieleven