Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/306

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

-teloos maakte. Men had Karel van Gelder niet van zijn erf moeten versteken of men had hem het gebruik van het zwaard niet moeten leeren; zoo Karel van Gelder bij tijds in een klooster ware verscholen geweest, of geene andere lucht had ingeademd, dan de lauwe hoflucht van het Aartshertogelijk paleis, hij zou den voet niet gezet hebben in Frankrijk, en hij had zijnen arm niet uitgestoken naar Gelderland, Het is opmerkelijk, dat meestal overweldigers en dwingelanden fouten maken, waarvan zij op het eind de straf dragen en hunne slachtoffers het voordeel.

Zoo gaarne had Karel, bij zijne terugkomst in Vlaanderen, zijn hart, dat bijna brak onder al de gewaarwordingen, die hij er in verkropte, lucht gegeven aan de trouwe borst van zijnen Philips; deze, misdeeld als hij, zou hem verstaan: van dezen kon hij raad vragen en… waarom niet? den steun van zijn arm! Maar hij was niet daar! in de geschillen met de Vlamingen en den Ruwaard had hij, vreemd genoeg, de partij der eersten gekozen, en boette nu, na den vrede, die keuze met eene vrijwillige ballingschap aan het Hof van zijnen broeder David te Utrecht.

Slechts Maria vond hij; maar ook haar vond hij dezelfde: zij die geen deel had in het leed hem aangedaan, die het nauwelijks begreep en het alleen maar voelde, als hij het haar klaagde, die trouw zijn beeld had bewaard in haar hart, die slechts gekwijnd had en niet geleefd in zijn afwezen. Maar hij kende nu den hartstocht. De Fransche vrouwen hadden hem opgevoed in de liefde, als de Fransche mannen in den haat, en Maria’s zachte, reine geest schrikte terug van zijne onstuimigheid, van de wilde en vurige woorden, waarin hij beide uitte. Hoe beefde zij, als zij hem in dreigende verwenschingen tegen hare bloedverwanten en Landsheeren hoorde losbarsten, als hij haar met scherpe, vaste trekken ontwerpen afschetste, die haar zoo ongehoord misdadig toeschenen, maar die siddering was nog kalmte bij hare ontzetting, als hij haar van liefde sprak, als hij liefde gebood, niet afvleide door zoeten dwang. Zijn handdruk was niet de zachte aanraking des vertrouwens, maar het krampachtig vastklemmen der overspanning;