Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/307

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zijne licht blauwe oogen schenen donker door den gloed, waarvan zij schitterden: zij verschool zich tegen hunne uitdrukking angstig aan zijne borst; maar omhelzingen, als de zijne, waren het niet, die haar tot rust konden brengen. Tot zijne blijdschap hadden hare verwanten nog niet over hare toekomst beschikt. Wij weten, dat noch hare schoonheid, noch haar bruidschat, de Heeren van het Oostenrijksche Hof in verzoeking konde brengen. De oudere kinderen van Philips den Goeden waren bij zijn leven in hoogen en voordeeligen stand geplaatst en prinselijk uitgehuwd; maar deze jongere bleef meer verlaten en onverzorgd achter, dan het der dochter van haren vader betaamde. De gelieven vonden in deze verongelijking alleen eenen hinderpaal minder. Gelieven zien soms oorzaak tot vreugde, waar ieder ander slechts rouw en spijt konde zien. Maria was vrij, Maria zou de zijne worden, had Karel met eenen duren eed gezworen. Maria wilde de zijne worden, zij had het beloofd; met oprechte liefde dacht hij, met angst en onrust wist zij; want zij durfde niet terugtreden, de zwakke, die begon te voelen, dat zij meer vreesde dan liefhad. Maar zoo Egmond besloot eene dochter van Bourgondië te huwen, was dat niet om hare hand af te vragen van Oostenrijk. Oostenrijk zoude weigeren, hij wilde geene weigering van Oostenrijk; het geslacht van Karel den Stouten had hem reeds zooveel onthouden; hij had het wel iets anders af te eischen, dan eene vrouw; en dat wilde hij ook, maar met de wapens in de hand voortaan geen vrede meer met de overweldigers. Ja, hij wist het, Gelderland was ontevreden met zijnen nieuwen Heer. Ja, hij wist het, in Gelderland klopte menig hart sneller en hief menige borst zich hooger, als men zijnen naam noemde. Ja, hij had er vrienden en vele welgetrouwen, en hij zoude zien, wat eene gerechte zaak en, een volhardende wil vermochten tegen de overmacht: hij wilde zijn vaderlijk erfgoed gaan heroveren, doch hij moest van Maria zeker zijn. Toch begreep Karel, dat hij de Jonkvrouw, zelfs niet als zijne gade, met zich kon voeren op eenen krijgstocht aan het andere einde van Nederland, en waarvan de uitslag zoo onzeker was. Hij moest haar eerst plaats bereiden op eenen Hertogszetel; maar haar verlaten, zon-