Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/320

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

aanstootelijk eene ergernis niet bevolen: ze heeft er toch ook van kind af voor geknield.”

»Laat de Eerwaarde Busscher dat niet hooren, hij zou er dij een woordje af weten te zeggen in de preek !”

»Eigenlijk konden wij toch wel in vromigheid toeluisteren naar het sermoen, al hing er hier of daar een onnoozel Lieve-Vrouwsbeeld aan den muur,” merkte een der jonge mannen aan.

»Neen! zeg dat niet,” bestrafte hem een ander, »al dat vertoon van uiterlijkheden is uit den Booze en afgoderij; de zinnelijkheid trekt zonder dat wel genoeg af van den Heer. En het zal ons goed zijn, dat wij van nu aan Gods Woord zullen hooren verkondigen in een bedehuis, rein van de aanhangselen des bijgeloofs, zooals thans de Duitschers uit Saksen, naar de nieuwe aanwijzing der gezegende leeraars van Wittenberg, het allen mogen hooren.”

»En was het nog enkel dit!” hernam Hendrik, weder met eenen zucht: »maar wel zeker, op wat ze dezen avond volvoeren zullen, rust ’s Heeren zegen niet. Wat zal er het eind van zijn?”

»Wel hoe! dat juffer Johanna te man neemt een’ jong Heer, dien ze liefheeft, en dat ze ingezegend wil worden naar de wijze van haar geloof? dat is Gode behagelijk en kan in niets schaden.”

»Ja, zoo het een jonkman ware; maar, lacy ! ik vermoed…… ik weet… Hoort, ge zijt allen onzer lieve meesteres en vrouwe van harte toegedaan, wel genegen en trouw!”

» Wie meent van anders?” riepen ze eenparig.

»Nu dan, omdat de Jonkvrouw er zich mede moeit, ergert het mij te meer! Dit hijlik kan kwaad brouwen aan wie het drijven; want de bruidegom is…” hij aarzelde en verbleekte, »een Priester,” bracht hij met moeite uit. »Een Priester, zeg ik u. Te Woerden heb ik hem gezien de mis dienende, toen we nog bij de oude Kerk hoorden.”

»Het is zoo groote schade niet, dat hij de kaproen op den tuin gehangen heeft, voor zoo knap een persoon als deze Heer, en die nog zoo jeugdig is; en het past vrij beter een eerbaar