Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/335

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

minste… naar de kleeding… bidt om huisvesting en om u te zien.”

»Mijn dak verleent gastvrijheid aan Heer en burger; maar, wie is hij?”

»Hij noemt zich Paul van Mansfeld; maar net kan niet dezelfde zijn, die… of Satan zelf moest…”

»Paul levend en in vrijheid, hoort gij het, Johanna?” riep de Jonkvrouw in vroolijke verrassing. »Wilbrand! leid hem bij den Heer bruigom, totdat ik afgedaan zal hebben met de boden.”

Maar reeds was het te laat voor dit bevel, want Jan van Woerden trad zelf binnen, vergezeld van den Leeraar Busscher en twee anderen: eenen eerwaardigen grijsaard, zijnen vader, en eenen man in vollen levensbloei, Laurens Cornelisz.

»Zoo zal ik dan de boden ontvangen in de benedenzaal,” vervolgde Ottelijne tot haren bediende; »meester Paul zal nu hier welkom zijn,” en daarop tot de anderen, terwijl zij zich verwijderde, »mijne vrienden! ik ben zeer bezwaard over wat ik zal hooren! mocht dit alles slechts geene storing brengen in uwe voornemens!”

Jan van Woerden naderde nu Johanna, die hem nog niet had aangezien, en, met het oog strak naar den grond gericht, de fijne ruiten van het ingelegd houtwerk scheen te tellen. Ook hij had, vroom en gemoedelijk, als hij was, den tijd, die eene zoo gewichtige daad voorafging, doorgebracht in Godsdienstige overdenkingen en in het gebed, en het vertrouwen, de hoop, het geloof, de Christelijke moed, de geestdrift en de kracht, geput uit het verkeer met God, straalden af van zijn voorhoofd, en als een glans van bezieling schitterde er op zijn gelaat en uit zijne helzwarte oogen. Hij droeg de kleeding van een deftig burger, het wambuis en de hozen van gitzwart Leidsch laken en de platte zijden bonnet.

»Hebt gij moed, liefste mijne? En zijt gij nu krachtig en wel gesterkt, om met een vreugdig gemoed het woord te spreken, dat u binden zal aan mij en voor eeuwig?” sprak hij met eene zacht roerende stem tot zijne bruid, terwijl hij hare hand nam. Van die aanraking schrikte zij op; een vlammend rood