Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/340

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

laatste de Katholieke Kerkgerechten ontvangen had, en sinds deze door dat sacrament der Kerk tot haar op nieuw geheiligd was, mocht geen uitgebannene van de Kerk haren eigendom naderen. — Philips schijnt er zich in geschikt te hebben: misschien ontbrak hem de lust of de bewustheid om nader op zijn verlangen aan te dringen; maar toch vinden wij eene bijgedachte aan den jongeling terug in die bittere klacht over den Gelderschen oorlog en in die plechtige verontschuldiging van zijne deelneming in deszelfs ontstaan en voortduring, die hij nog als met zijnen laatsten adem uitte.

De verrassing van den jongen Hervormer, toen hij den Vicaris bij zich zag, grensde aan het onaangenaam gevoel van schrik en stoornis, dat iemand overvalt, die gerekend heeft op een uur van rustigen en ongestoorden geestesarbeid, en die nu vruchteloozen woordenstrijd en nutteloos tijdverlies te gemoet ziet. En inderdaad, in het eerst scheen vader Boudewijn zijn ongunstig vermoeden te rechtvaardigen; want, zijn stelsel getrouw, liet hij niet gissen, dat hij de bode was van verlossing en vrijheid, vóórdat hij ten minste beproefd had, of de andere dit voorrecht niet met een offer wilde koopen, en onderzocht, of gemis aan opwekking en aanmoediging hem de veerkracht op nieuw niet verslapt had en de geestdrift verkoeld, en of er nu niet nog iets te winnen ware voor de zaak, die hij voorstond met de angstige vasthoudendheid van wie eenen twijfel dooden wil, door eene overtuiging luid uit te spreken. Maar wij hebben reeds begrepen, dat hij den jongeling in eene stemming vond, weinig geschikt voor zijn oogmerk; nog vol van den gloed en de overtuiging, die zijne tegenwoordige studie van Luther’s schrijven aan de Straatsburgers tegen de Karelstadsche dwalingen hem gegeven had, voelde hij zich. sterk en krachtig tegen eene partij, die met flauwe hoop van overwinning aanviel. De controverse valt niet in onzen smaak, en, zoo wij hopen, ook niet in dien onzer lezers, gelukkig ook behoort zij niet tot het plan van dezen roman; anders zouden wij elkander hier en elders moeten pijnigen met staaltjes van theologische disputen, die voor niemand hier van nut zouden zijn en voor allen zekerlijk tot verveling. Wij vertellen liever,