Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/416

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

na een af tobbend heen- en weerslingeren, zich neigt tot den stilstand der onverschilligheid, of tot eenen hachelijken zijstap: de uitwijking der vrijgeesterij. Het waar en innig geloof van den Vicaris behoedde hem misschien voor beide, maar zijne rust had er niet bij gewonnen, en het was treurig te zien, hoe die kloeke zuil, zonder kapiteel of voetstuk, daar stond, ongedekt en ongesteund, prijsgegeven aan iedere rukvlaag van den orkaan en aan iederen ratelslag des onweers. Gevaarlijke toestand, niet minder van de maatschappelijke zijde, voor eenen hooggeplaatsten geestelijke, die Rome zuiveren wilde en Wittenberg het zwijgen opleggen, die blootstond aan eenen tweezijdigen haat: Paus Adriaan werd door de Italianen gehaat en door de Duitschers bespot; de monniken noemden Erasmus hoofdketter en voorlooper van den Antichrist, terwijl de Lutheranen hem Scepticus noemden en den bitsen toenaam Balaäm niet spaarden. Wij weten niet, of dit gemeenschappelijk lot met die groote mannen den Vicaris getroost heeft; maar wel, dat nog vele anderen van zijn tijdvak en van de uitmuntendsten en geleerdsten op zijn standpunt stonden; en dat ze misschien steun vonden aan elkander, kan waar zijn geweest. Niet minder evenwel voelde van Heerdte het moeielijke van geplaatst te zijn, zooals hij was, tusschen Gerardus Noviomagus, die twee jaren later openlijk van het Hervormd geloof belijdenis deed, en Jacob de Ridder, Wij-Bisschop van Utrecht, een man, wiens karakter wij schetsen in die feiten: onder Frederik van Baden, toen hij Algemeen Vicaris was, heeft hij verscheidene reliquiën, die vergeten, verachteloosd en ongeëerd lagen, uit het stof dier vergetelheid en oneere opgeheven, en ter aanbidding op geschikte plaatsen gesteld. — Later heeft hij zeker mirakel, door het L. V. beeld van Jesse gewrocht aan eene Klarisser non te Delft, onderzocht, goedgekeurd en openlijk verkondigd. En hij was het, die de hoogmis van den H. Geest heeft kunnen zingen te Utrecht, toen het Bisdom, naar het wereldlijke, overging in handen van Karel V!

De Ridder was geen vriend van Vader Boudewijn, die hem bij Philips van Bourgondië vervangen had als Algemeen Vicaris, en op wiens invloed en hofgunst hij ijverzuchtig moest