Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/418

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

die het best gediend was, overwon: toen de keuze der Kanunniken bekend werd, noemden ze Hendrik van Beijeren! en de Graaf van Holland had Utrecht eenen Bisschop gegeven.

J’ai maint chapitres vus, quz. ne se sont pas mieux tenus!

Hoe Everard van Luik vreedzaam afzag van zijne aanspraken, teruggeschrikt zeker door de macht van den vijand, die aangevallen moest worden; hoe Gelder, wiens voordracht niet eens ernstig in aanmerking was genomen, ondanks de groote beloften, waarmede hij. haar behagelijk had gemaakt, met verdubbelde woede den oorlog voortzette tegen het Sticht; hoe hij met lasteringen, die mogelijk slechts de waarheid vergrootten, den nieuwen Heer ten afschuw maakte voor zijne nieuwe onderzaten, nog vóór deze onder hen verscheen; hoe Hendrijk van Beijeren eerst in September tot hen kwam; hoe nooit het zwaard heeft gerust onder het beheer van dezen man, even onhandig voor den vrede als ongelukkig in den krijg; hoe hij van alle kanten ontrust, vervolgd, gelasterd, gehaat, vernederd door Karel V, verdreven door Karel van Egmond, ten laatste radeloos, en zonder eene andere uitkomst te weten, dan eene laagheid en eene fout, de teekenen des wereldlijken gebieds neêrlegde aan de voeten des heerschzuchtigen Keizers, die reeds lang op dien buit had gevlamd, leert de Geschiedenis… en… het ligt buiten onzen weg.

Bij Hendrik’s wijding waren de Ridder en Geldenhauer beiden in hunne ambten bevestigd geworden; Boudewijn van Heerdte alleen had het zijne moeten afstaan aan Johan van Goch. Nog meer, zooals na iederen val, kwamen vijanden en ontevredenen rondom den gevallene te voorschijn kruipen, als slakken na eenen regen, en hieven klachten aan over inbreuken en vergrijpen, die ze zelve niet geloofden en toch waarschijnlijk maakten. De officiaal, die zijn gehaat en verleidelijk ambt onder het bestuur van dezen Vicaris gematigd en eerlijk had moeten drijven, wist een last van grieven en fouten tegen hem op te sommen. De Capucijnen van het Bernulphusklooster hadden hem evenmin vergeten. Kleine en lage zielen bewaren