Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/491

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

en waarin ze, indien onwillig om het terug te nemen, ingedaagd worden, om terecht te staan te ’s Gravenhage voor zijnen Stadhouder. Hierbij schijnt het gebleven te zijn, zeker niet uit gebrek aan onderwerping van Henricus, die hier eenen voorsmaak had, hoe de Keizer wist wat hij dulden kon, en tegelijk toonde, hoe goed hij zelf wist, hoeveel hij dulden moest.

Zullen wij zeggen, hoe de Amsterdamsche geestelijkheid zegevierde, die met leede oogen de overmeestering harer Utrechtsche broeders had gezien; hoe ze nooit sterker Pausgezind was en minder Bisschoppelijk; hoe ze zich nu onafhankelijk begon te voelen van dat middel gezag tusschen haar en den Paus? Wij doen het niet, want wij zouden er Aafke bij vergeten, wier lot er de wending door genomen had, die wij nu voor haar betreuren. Gewettigd door Keizerlijke en stedelijke volmacht, keerde Pater Vincent openlijk met vernieuwde aanzoeken terug. »Het huwelijk van Laurens Cornelisz was onwettig!” was weldra de roep in de stad, onder wie hen kende, en het schuchtere Aafke, schaamrood en bloode, hief niet meer de oogen op in het bijzijn harer bekenden en geburen. Ze moesten hertrouwen openlijk en wettig, na afgekondigde geboden, was de uitspraak geweest van Schout en Schepenen; ze moesten Roomsch-Katholiek hertrouwen, was de uitspraak van Pater Vincent. Hoe dit echtpaar geslingerd werd! hij door ergernis, door gramschap over dien priesterdwang, door zorg voor de toekomst zijner kinderen, door vrees voor zijnen goeden naam, voor zijne belangen, door gehechtheid aan zijn geloof en door geloofshaat beide, en zij door alles, wat een zwakke geest voor vrees en angst kan omvatten, in eenen toestand als de hare; maar, wat men dreef of wat men smeekte, Laurens had niet toegegeven; overtuigd van het noodelooze, van het gevaarlijke zelfs van dien stap voor hem als Lutheraan, boog hij niet, en men had den hooggeachten burger nog geen geweld durven aandoen; maar toen het proces van de Bakker eenen zoo noodlottigen keer nam, van dien de Bakker, die zijn huwelijk had gesloten; toen de naam van zijne vrouwszuster evenals de zijne op zulk eene onheilspellende wijze daarin genoemd werd, zij als gade, hij als getuige van dien priesterlijken echt — toen vond de welberaden