Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/60

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Bakelsze is genoeg bekend, om niet juist op Lauernesse te worden opgezocht. Wie zich ergert aan de keuze mijner dame, hij vrage mij rekenschap af van de middelen, waardoor ik hare gunst heb verkregen; maar hij vrage die niet hier! Wij zijn hier allen gasten: laat ons der gastvrouw hare taak niet te moeielijk maken, door den beker van welkomst en vriendschap af te wijzen, dien zij zoo gaarne zag rondgaan. Later worde mijn vijand wie wil; maar voor heden moesten wij vrienden wezen: en wat dunkt u, zoude het niet goed zijn, zoo wij het wierden voor altijd? Zoude het niet raadzaam zijn, dat, in deze tijden van onrust en woeling der gemoederen, de goeden en sterken zich aaneen sloten, in plaats van te vragen: wie is burger, wie Edelman? Ik eer den adel; ik betwist niet één uwer voorrechten; ik heb eerbied voor al de instellingen, die u handhaven: maar wat ik anderen geef, eisch ik ook voor mij zelven, en ik wil niet miskend worden — doch ik bid u, laat ons elkander steunen en dragen; laat ons niet door huiselijke twisten den Keizer uitlokken zich te mengen in onze zaken: de Majesteit mocht bemiddelaars zenden! vreemde bemiddelaars, die wij zouden moeten dragen, hoe onverdraagzaam ook jegens elkander. En daarom, zoo mijne woorden goed zijn, neemt dan de hand van vriendschap, die ik u toereik, en den zoenbeker, dien ik u aanbied.”

Bij den eersten volzin van Aernoud hadden die Edelen zich beschaamd gevoeld; bij den tweeden boeide hen de hoop op voldoening, en hoe verder hij voortsprak, hoe meer ze gevoelden, dat hij gelijk kon hebben, en dat het waarlijk de tijd was, om persoonlijke grieven ter zijde te zetten. Hollanders hebben te allen tijde een juist begrip gehad van hun waar belang, en maar zeer zelden heeft het hen aan gezond verstand ontbroken, om de partij te kiezen van het nutte tegen hunne hartstochten; ook aarzelden zij niet meer, vooral daar hun trots zich voldaan zag.

Die burger immers, van wien zij aanmatiging hadden kunnen wachten en zegepraal, kwam tot hen; hij vroeg hunne vriendschap, en niet zij gingen hem die aanbieden; niet op het bevel van eenen Bisschop, niet om de vermaning van eenen Priester,